+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Handelingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 26 %
Hand. 10
10:34 Petrus 1) opende zijn mond en zei:
nu vat ik waarachtig
dat God niet eenkennig is
35
maar [dat] onder alle volkeren
wie Hem vreest
en gerechtigheid bewerkt,
welkom is;
36
het woord dat is gezonden aan de kinderen van Israël
dat het goede nieuws brengt
van vrede door Jezus Christus,
die Heer is van allen,
37
jullie weten van die geschiedenis, het nieuws
over geheel Judea,
die begonnen is na de doop
die Johannes verkondigd heeft:
38
Jezus van Nazareth,
hoe God hem gezalfd heeft
met heilige Geest en kracht,
die weldoende is doorgegaan
en gezond heeft gemaakt
allen, die onder de dwingende heerschappij van de duivel waren
omdat God met Hem was.
39
En wij zijn getuigen
van alles wat Hij gedaan heeft
in de landstreek van de Joden
en in Jeruzalem;
[Hem], die zij hebben weggedaan
door Hem te hangen aan een hout.
40
Deze heeft God doen opstaan
op de derde dag
en Hem zichtbaar doen worden;
41
niet voor heel het volk
maar voor getuigen
die tevoren waren uitverkoren door God,
aan ons,
die met Hem gegeten
en gedronken hebben
na Zijn opstanding uit de doden.
42
En Hij heeft ons opgedragen
het volk te verkondigen
en te getuigen
dat deze is de door God bestemde rechter
van levenden en van doden;
43
van deze getuigen alle profeten
dat ieder die in Hem gelooft door Zijn naam
vergeving van zonden ontvangt.
44 Petrus is nog bezig met het uitspreken van zijn toespraak 2)
als de heilige Geest valt
op allen die naar het woord horen.
45 De gelovigen uit de besnijdenis
die met Petrus meegekomen waren,
stonden versteld
dat ook over de volkeren de gave van de heilige Geest is uitgegoten.
46 Want zij hoorden hen
in talen spreken
en God groot maken.
Toen antwoordde Petrus:
47
Kan iemand het water tegenhouden 3)
dat dezen niet gedoopt worden,
degenen die de heilige Geest ontvangen hebben
zoals ook wij?
48 Hij gaf bevel dat zij
in de naam van Jezus Christus zouden worden gedoopt.
Toen vroegen zij hem
enkele dagen te blijven.

1vertaling van Gerda van Deelen
2part. ind. praes.
34 Mak. 14:17; Job. 12:15