+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Johannes
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 69 %
Joh. 2
2:1 Op 1) de derde dag was er een huwelijksfeest in Kana in Galilea en de moeder van Jezus was daar.
2 Ook Jezus en zijn leerlingen waren uitgenodigd voor het feest.
3 Omdat de wijn was opgeraakt zegt de moeder van Jezus tegen hem:
Zij hebben geen wijn!
4 Maar Jezus zegt tegen haar:
Mens, waar bemoei je je mee?
Mijn uur is nog niet gekomen.
5 Zijn moeder zegt tegen de bedienden:
wat hij jullie ook zegt, dat moet je doen.
6 Nu lagen daar zes stenen watervaten,
vanwege het reinigingsgebruik van de Joden,
elk met een inhoud van 80 tot 120 liter.
7 Jezus zegt tegen hen:
vult de vaten met water.
Zij vulden die tot boven aan.
8 Dan zegt hij tegen hen:
schept er nu van
en brengt dat naar de opzichter van het feest.
Dat deden ze.
9 Toen de opzichter van het feest het water (dat wijn geworden was) geproefd had
en hij wist niet waar het vandaan kwam,
de bedienden die het water geschept hadden, die wisten het wel,
toen riep de opzichter van het feest de bruidegom.
10 Hij zegt tegen hem:
iedereen zet altijd eerst de goede wijn neer
en wanneer men dronken is de mindere;
u hebt de goede wijn bewaard tot dit moment.
11 Dat deed Jezus als begin van de tekenen in Kana in Galilea.
Het onthulde zijn glans en zijn leerlingen stelden hun vertrouwen in hem.

12 Hierna 2) daalde hij af naar Kapernaum,
hijzelf, zijn moeder met zijn broers en de leerlingen,
en daar bleven zij niet vele dagen.
13 Toen het Joodse Pascha nabij was,
ging ook Jezus op naar Jeruzalem.
14 En in de tempel trof hij de verkopers
van runderen, schapen en duiven
en de munthandelaren, die er zaten.
15 Van vezels maakte hij een zweepje,
en hij dreef allen uit de tempel,
ook de schapen en runderen,
Het geld van de wisselaars stortte hij uit
en keerde hun tafels om.
16 En tot de duivenverkopers zei hij:
Haal dit van hier weg,
maak het huis van mijn vader niet tot een handelshuis.
17 Zijn leerlingen herinnerden zich,
dat er geschreven is:
De ijver voor uw huis zal mij verteren. 3)
De Joden dan antwoordden en zeiden tot hem:
18
Welk teken toont u ons,
dat u deze dingen doet?
19 Jezus antwoordde en zei tot hen:
Laten jullie dit heiligdom uiteenvallen,
in drie dagen zal ik het oprichten.
20 De Joden dan zeiden:
zesenveertig jaren is aan dit heiligdom gebouwd
en u zal het in drie dagen oprichten?
21 Maar dit zei hij over het heiligdom van zijn lichaam.
22 Toen hij dan uit de doden was opgewekt,
herinnerden zijn leerlingen zich,
dat hij dit had gezegd.
En zij geloofden de schrift en het woord dat Jezus tot hen sprak.
23 Toen hij te Jeruzalem was,
tijdens het Pascha, op het feest,
geloofden velen in zijn naam,
omdat zij van hem de tekenen aanschouwden, die hij deed.
24 Maar zelf had Jezus geen geloof in hen,
omdat hij hen allen kende.
25 En omdat hij er geen behoefte aan had,
dat iemand over de mens zou getuigen.
Want zelf wist hij wat er in de mens was.

1vertaing van Jaap Goorhuis
2vertaling van Leen de Ronde
3Cf. Psalm 69:10