+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Hooglied
1 2 3 4 5 6 7 8 76 %
Hgl. 1
1:1 Het lied der liederen — van Salomo.

[zij:] 1)

2 Laat hij mij kussen met de kussen van zijn mond!
Want goed zijn je liefkozingen, meer dan wijn,
3 goed van geur zijn je oliën,
uitgegoten olie is je naam;
daarom hebben de meisjes jou lief.
4 Trek mij mee, achter je aan,
laten we rennen.
De koning bracht me zijn kamers binnen.

[koor:]

Laten wij juichen en ons verheugen over jou,
je liefkozingen prijzen, meer dan wijn.

[zij:]

Terecht hebben zij je lief.
5 Zwart ben ik, en lieflijk, dochters van Jeruzalem,
als de tenten van Kedar, als de tentdoeken van Salomo.
6 Zie mij er niet op aan dat ik donker ben:
de zon heeft mij gebruind;
de zonen van mijn moeder waren ziedend op me,
bewaakster van de wijngaarden maakten ze me:
mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt.
7 Vertel mij toch, mijn zielsbeminde:
waar hoed je je dieren, 2)
waar laat je ze ´s middags rusten?
Want waarom zou ik zijn als een gesluierde, 3)
bij de kudden van je vrienden?

[koor:]

8 Als je het niet weet, mooiste onder de vrouwen,
ga erop uit langs de sporen van de schapen,
en hoed je geiten waar de herders verblijven. 4)

1Om de verschillende stemmen te onderscheiden is er voor gekozen die aan te geven met behulp van tussenkopjes, waarbij drie `personages´ worden onderscheiden: het meisje (zij), de jongen (hij) en een derde partij, die als koor wordt aangeduid.
2`je dieren´ is in het Nederlands een noodzakelijke toevoeging.
3`gesluierde´: Onzekere vertaling; het Hebreeuws is hier niet geheel duidelijk. Om haar beminde te zoeken, moet het meisje zich omhullen, een sluier dragen. Zij is dat niet gewend, vgl. vers 6. Via een omzetting van letters vertaalt de Septuaginta: `een ronddwalende´.
4Met dank aan SHA en NBG. De gehele vertaling van Hooglied (4e druk) is verschenen onder ISBN 978-90-6126-074-5