+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Hooglied
1 2 3 4 5 6 7 8 76 %
Hgl. 5
5:1
[hij:] 1)

Ik 2) ben naar mijn tuin gekomen, mijn zuster, bruid,
ik heb mijn mirre met mijn balsem vergaard,
mijn honingraat 3) met mijn honing gegeten,
mijn wijn gedronken en mijn melk.
Eet, vrienden 4),
drink en word dronken, geliefden 5).

2
[zij:]

Ik was in slaap, maar mijn hart was wakker.
Hoor 6), mijn liefste klopt aan:
Doe voor me open, mijn zuster, mijn vriendin, mijn duif, mijn volmaakte,
want mijn hoofd is bedekt met dauw,
mijn lokken zijn bedekt met nachtdruppels!
3 Ik heb mijn onderkleed uitgetrokken,
moet 7) ik het soms [weer] aantrekken?
Ik heb mijn voeten gewassen, moet ik ze soms [weer] vuil maken?
4 Mijn liefste stak zijn hand door 8)de opening 9) [van 10) de deur]
en mijn binnenste 11)raakte in onrust vanwege hem.
5 Ik stond op om open te doen voor mijn liefste
en mijn handen dropen van mirre, en mijn vingers van vloeiende mirre,
op de handgreep van de grendel.
6 Ik deed open voor mijn liefste,
maar mijn liefste had zich afgewend, was voorbijgegaan 12).
Ik bestierf 13) het vanwege 14) zijn afwenden.
Ik zocht hem, maar ik vond hem niet,
ik riep hem, maar hij antwoordde mij niet.
7 Mij vonden de wachters, die in de stad rondgaan; ze sloegen mij, ze verwondden mij,
ze pakten 15) mijn omslagdoek van mij af,
de wachters van de muren.

8 Ik bezweer 16) je, dochters van Jeruzalem,
als jullie mijn liefste vinden,
wat zullen jullie hem vertellen?
Dat ik ziek ben van liefde!

[koor:] 17)

9 Wat heeft jouw liefste meer dan een ander,
mooiste onder de vrouwen,
wat heeft jouw liefste meer dan een ander
— jij die ons zo bezweert?

[zij:]

10 Mijn liefste is stralend en blozend, uitstekend boven tienduizend.
11 Zijn hoofd is goud, gelouterd goud,
zijn lokken zijn dadeltrossen, ravenzwart.
12 Zijn ogen zijn als duiven aan waterbeken,
badend in melk, zittend aan een drinkschaal.
13 Zijn wangen zijn als een balsemperk,
torens van kruiden.
Zijn lippen zijn leliën,
druipend van vloeiende mirre.
14 Zijn handen zijn cilinders van goud,
bezet met topaas.
Zijn buik is een plaat van ivoor,
bedekt met saffieren.
15 Zijn kuiten zijn zuilen van albast,
neergezet op sokkels van gelouterd goud.
Zijn gestalte is als de Libanon,
uitgelezen als de ceders.
16 Zijn gehemelte is zeer zoet,
alles aan hem is begeerlijk —
dit is mijn liefste, dit is mijn vriend,
dochters van Jeruzalem.

1Om de verschillende stemmen te onderscheiden is er voor gekozen die aan te geven met behulp van tussenkopjes, waarbij drie `personages´ worden onderscheiden: het meisje (zij), de jongen (hij) en een derde partij, die als koor wordt aangeduid.
2Niet `Hier ben ik´ (NBV); dan zou het Hebreeuws eerder hinneni luiden (vgl. 1 Sam. 3,5).
3mijn honingraat: de NBV vertaalt `uit mijn honingraat´; lett.: `mijn honingraat met mijn honing´.
4vrienden: de explicitatie `vriend en vriendin´ van de NBV lijkt niet terecht.
5geliefden: Hebr. dodiem. De NBV vertaalt `en word dronken van liefde!´ Het is de vraag of de Hebreeuwse collocatie deze vertaling toelaat; vgl. 2,5 en 5,8, waar het om een bijvoeglijk naamwoord in plaats van een werkwoord gaat.
6Hoor: zie de aantekening bij 2,8 (7 mei 2006, 4e zondag van Pasen).
7moet … soms [weer]: andere vertalingen zijn mogelijk: alleen een vraagteken, `hoe zou?´ of `waarom zou?´. Het modale karakter van de zin wordt tot uitdrukking gebracht door de vertaling `soms´ (ook `dan´ zou mogelijk geweest zijn). Bij zo´n snelle opeenvolging van handelingen gebruikt het Nederlands graag `weer´ of `opnieuw´. Dit geldt ook voor het laatste versdeel.
8door: lett. `uit´ (Hebr. min), wat beeldend weergeeft dat de vrouwelijke actant, die zich binnen bevindt, de hand door de opening in de deur van buiten naar binnen ziet komen. Het Duits kan dit duidelijk maken met herein.
9In de NBV is dit woord ten onrechte onvertaald gebleven. (Maar zie de volgende noot, over de toevoeging `van de deur´.)
10van de deur: expliciterende toevoeging waarmee ongewenste connotaties worden vermeden. Deze opening fungeerde als sleutelgat.
11mijn binnenste raakte in onrust: Lett. `mijn ingewanden werden onrustig.´ Ook in Jes. 16,11 ; Jer. 31,20 (vgl. Jer. 4,19 ) komt deze collocatie voor, die overigens zelfs in de Statenvertaling niet concordant wordt vertaald. Soms heeft het Hebreeuwse woord een letterlijke betekenis (`ingewanden´, `buik´, zoals bv. in Hgl. 5,14, z. 28 mei 2006, 7e zondag van Pasen). Soms heeft het een figuurlijke betekenis, als zetel van de emoties (vgl. de Nederlandse uitdrukking `vlinders in zijn/haar buik hebben´). Vgl. ook Ruth 1,11 ). De NBV vertaalt, ietwat bloedeloos: `een siddering trok door mij heen.´
12voorbijgegaan: in de betekenis `had geen acht geslagen op mij´, vergelijk Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse taal.
13bestierf: Deze vertaling steunt op Genesis 35,18, waar betseet nafsjah `toen haar levenskracht (`levensadem, vgl. Gen. 2,7, maar ook: ziel) uit haar wegging´ (vert. SHA) wordt geëxpliciteerd als `ze was stervend´ (z. de vertaling van de Societas Hebraica Amstelodamensis). Vergelijk nog Ps. 146,4 (met roeach). De NBV vertaalt `Een duizeling beving mij´, wat de kracht van de Hebreeuwse uitdrukking, die duidt op zich doodschrikken, onvoldoende recht doet. In dit en het volgende vers rijmen jatsa (lett. `uitgaan´) en matsa (`vinden´) op elkaar.
14vanwege zijn afwenden: het is lastig deze infinitivus-constructie van dibber letterlijk te vertalen. Bovendien zou be ook met `toen (hij zich afwendde)´ vertaald kunnen worden.
15Of: zij tilden mijn omslagdoek op / zij deden mijn omslagdoek omhoog (contra HALOT i.v. nasa 18).
16bezweer: het `koor´ borduurt in vers 9 (z. 28 mei 2006, 7e zondag van Pasen) op dit woord voort.
17Om de verschillende stemmen te onderscheiden is er voor gekozen die aan te geven met behulp van tussenkopjes, waarbij drie `personages´ worden onderscheiden: het meisje (zij), de jongen (hij) en een derde partij, die als koor wordt aangeduid.