+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Jesaja
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 37 %
Jes. 65
65:1 Ach, mocht ge de hemel openscheuren, en neerdalen 1)
zodat de bergen voor u wankelen;
2 zoals vuur dorre twijgen in vlam zet
zoals vuur water laat bruisen;
om uw naam te doen kennen aan uw benauwers
zodat voor u de naties beven
3 omdat ge geduchte daden doet
die wij niet durven verwachten.
Mocht ge neerdalen
zodat de bergen voor u wankelen.

4 Vanouds heeft niemand ervan gehoord
heeft geen oor het beluisterd
heeft geen oog het gezien:
een God buiten u
die een daad verricht voor wie op hem hoopt.
5 Gij komt tegemoet
wie vrolijk gerechtigheid doet.
Dan gedenken ze u op uw wegen.
Zie, gij zijt vertoornd.
Wij zondigden
op die [wegen] voor immer.
Zouden wij dan bevrijd worden?

6 We zijn geworden als een onreine, wij allen
al ons rechtvaardig gedrag werd als bezoedelde kleding.
We zijn verwelkt als loof, wij allen;
onze schuld draagt ons weg als de wind.
7 Er is niemand die uw naam nog aanroept
die wakker vasthoudt aan u.
Ja, ge verbergt uw aangezicht voor ons
en laat ons wegsmelten in de greep van onze schuld.

8 En toch, JHWH, gíj zijt onze vader
wij zijn het leem en gij onze boetseerder
het maaksel van uw handen zijn wij allen.
9 Wees, JHWH, niet te zeer vertoornd
en gedenk niet voor altijd de schuld.
Kijk dan toch, uw volk zijn wij allen.

Uw heilige steden zijn woestijn geworden
Sion, een woestijn is het geworden
Jeruzalem een wildernis.

17 Want zie, ik schep de hemel nieuw en de aarde nieuw. 2)
Er zal niet meer aan het vroegere worden gedacht
het zal niet meer in het hart opkomen.
18 Wees toch vrolijk
juich maar voort
om wat ik schep.
Zie, ik schep Jeruzalem tot gejuich
en het volk ervan tot vrolijkheid.
19 Ik juich over Jeruzalem
en ik ben vrolijk over mijn volk.
Niemand hoort daarin nog
geluid van wenen
geluid van hulpgeroep.
20 Er zal daar niet meer zijn
een zuigeling die maar een paar dagen leeft
of een grijsaard die zijn dagen niet voleindigt.
Want een jongen zal als honderdjarige sterven
en wie de honderd niet haalt, moet wel een vloek dragen.
21 Men bouwt huizen en woont erin.
Men plant wijngaarden en eet de vrucht daarvan.
22 Men bouwt niet om een ander erin te laten wonen.
Men plant niet om een ander ervan te laten eten.
Want zolang als de dagen van de boom 3)
zo zullen de dagen van mijn volk zijn.
Wat de arbeid der handen oplevert
zullen mijn uitverkorenen genieten.
23 Ze zullen niet voor niets zwoegen
en geen kinderen krijgen voor een verschrikkelijk lot.
Want ze zijn de nazaten van de gezegenden van JHWH
en hun nakomelingen mét hen.
24 Het zal geschieden dat ze nog niet roepen
of ík antwoord hun al,
dat terwijl ze nog spreken
ík hen verhoor.
25 De wolf en het lam zullen samen weiden
de leeuw zal net als het rund stro eten
en de slang, die heeft stof als voedsel.
Men zal geen kwaad doen
noch verderf aanrichten
op heel mijn heilige berg
zegt JHWH.

1in NBV en BHS is dit Jesaja 63,19 b - 8, Vertaling van Kees van Duin
2y vertaling van Karel Deurloo
3Bedoeld is: boom des levens.