+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Hebreeën
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 24 %
Heb. 9
9:11 Maar 1) Christus is gekomen 2),
als hogepriester van de komende goede dingen,
door de grotere en meer volmaakte 3) tent 4) heen,
niet met handen gemaakt,
dat is: niet van deze schepping,
12 en niet door het bloed van bokken en kalveren,
maar door zijn eigen bloed
eens en voor altijd binnengegaan
in het heilige 5)
en heeft eeuwige verlossing gevonden.
13 Want als het bloed van bokken en stieren
en de as van een vaars 6)
waarmee de ontwijden 7) besprenkeld worden,
hen heiligt tot reiniging van het lichaam 8),
14 hoeveel te meer zal dan het bloed van de Christus
die door een eeuwige geest
zichzelf als onberispelijk aan God heeft geofferd,
ons geweten reinigen
van dode werken
tot het dienen 9) van een levende God.
15 En daarom is hij
de middelaar van een nieuw verbond
opdat
- een dood geschied zijnde
tot verzoening van de overtredingen
volgens het eerste verbond -
zij die geroepen zijn,
de belofte van de eeuwige erfenis ontvangen 10)

23 Het 11) is dan noodzakelijk
dat de afbeeldingen van de dingen die in de hemelen zijn
door deze dingen gereinigd worden,
dan de hemelse dingen zelf
door betere offers dan deze.
24 Want Christus is niet ingegaan
in een handgemaakt heiligdom, 12)
een afbeelding van het ware, 13)
maar in de hemel zelf,
om nu, omwille van ons,
voor het aangezicht van God te verschijnen;
25 noch om dikwijls zelf offers te brengen,
zoals de hogepriester ingaat in het heiligdom
eenmaal per jaar met het bloed van anderen,
26 dan had hijzelf dikwijls moeten lijden
vanaf de grondvesting van de wereld;
maar nu is hij eenmaal verschenen
in de voleinding van de eeuwen
tot wegneming van de zonden
door het offer van zichzelf.
27 En zoals het de mens is opgedragen 14)
om eenmaal te sterven,
en daarna het oordeel,
28 - zo zal ook de Christus,
eenmaal ten offer gebracht
om de zonden van velen te dragen 15)
ten tweeden male los van de zonden gezien worden
om heil te brengen aan hen die naar hem uitzien.

1Vertaling van Kees Meijer. Er staat in het Grieks het tussenwerpsel δέ.
2παραγίνομαι: komen, arriveren, present zijn, verschijnen
3Zowel van dingen als meer in morele zin.
4Soms ook vertaald als ‘tent van het verbond; tabernakel’.
5τὰ ἅγια, kan ook vertaald worden als ‘heiligdom’, zo oa. NBG, Lutherse, Leidse, Statenvertaling, Willibrord, NBV; Oussoren kiest voor ‘Heilige’.
6Jonge koe.
7κοινόω kan zowel ‘gewoon worden’ als ‘ontheiligen’ betekenen. In navolging van Oussoren kies ik voor het mooiere ‘ontwijden’.
8Letterlijk staat er ‘vlees’. Vandaar ook in NBG, SVV, Oussoren: reinheid naar het vlees, cq. des vlezes cq. van het vlees. De Leidse vertaling: lichamelijke reinheid; Willibrord: uiterlijk rein.
9τὸ λατρεύειν: de infinitief van het werkwoord dat als ‘vereren’ of dienen (door het volvoeren van religieuze plichten)’ vertaald kan worden.
10λαμβάνω: nemen, aannemen, grijpen, ontvangen, verkrijgen.
11Vertaling van Gerda van Deelen. Letterlijk: zij, namelijk de bloedstorting, vs 22 fem.
12plur
13plur
14de infinitivus lijkt hier als een imperativus te fungeren
15als een last