+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
1 Korintiërs
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 27 %
1Kor. 2
2:1 En 1) wat mij betreft, broeders, toen ik tot jullie kwam,
ben ik niet gekomen
om jullie met een overwicht aan woord of wijsheid,
het getuigenis van God aan te zeggen
2 want ik had mij voorgenomen,
bij jullie van niets te weten,
behalve Jezus Christus, en deze gekruisigd.
3 In zwakheid, met vrees en beven menigvoud,
ben ik bij jullie geweest,
4 en mijn woord en mijn boodschap
was niet door overreding met woorden van wijsheid,
maar in het betonen van geest en kracht,
5 opdat jullie geen geloof zouden hebben
in wijsheid van mensen,
maar door kracht van God.
6 Wijsheid 2), wij spreken [erover]
onder de ingewijden 3),
wijsheid, niet van deze eeuw,
noch van de leiders van de eeuw,
die zullen voorbijgaan 4).
7 Maar wij spreken van Gods wijsheid
in het mysterie,
die verborgen is geweest,
die God heeft voorbestemd voor eeuwen,
tot onze heerlijkheid,
8 die niemand van de leiders van deze eeuw
heeft gekend.
Want als ze haar gekend hadden,
zouden ze de Heer der heerlijkheid
niet gekruisigd hebben.
9 Maar zoals geschreven staat:
wat geen oog gezien heeft en geen oor gehoord
en in geen mensenhart is opgekomen:
al wat God heeft bereid 5),
voor wie hem liefhebben 6).
10 Aan ons heeft God [het] geopenbaard, door de geest.
Want de geest doorzoekt 7) alles,
ook de diepten van God.
11 Want wie weet onder de mensen wat des mensen is,
alleen de geest van de mens die in hem is.
Zo kent ook niemand wat van God is,
dan de geest van God.
12 Wij 8) hebben niet de geest van de wereld ontvangen,
maar de geest die uit God is opdat wij zouden weten
wat ons door God in genade is geschonken.
13 Dat verkondigen wij ook,
niet met geleerde woorden van menselijke wijsheid,
maar met woorden die de geest leert.
Wij leggen de geestelijke dingen uit voor mensen
die zich door de geest laten leiden.
14 Maar van nature is een mens niet ontvankelijk voor de dingen van Gods geest.
Dwaasheid is het voor hem.
Hij kan het ook niet verstaan, omdat het slechts op geestelijke wijze
te beoordelen is.
15 Maar de geestelijke mens beoordeelt het alles,
zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld.
16 Want wie kent de gezindheid van de heer,
dat hij hem raad zou geven?
Maar wij hebben de gezindheid van Christus

1vertaling van Leen de Ronde
2vertaling van Frans Wiersma
3τέλειος - volmaakten cf. LXX Dt. 18:13 en Gen. 6:9
4met het oog op 1Kor. 3:11, 13: wat voorbijging, verdween
5Cf. Ex. 23:20
6 Jes. 52:15 ; Jes. 64:4 ; Jer. 3: 6
7ἐρευνάω - onderzoeken, doorzoeken
8vertaling van Jaap Goorhuis