+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
2 Samuël
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 13 %
2Sam. 7
7:1 Toen de koning gezeten was in zijn huis 1)
en JHWH hem rondom rust gegeven had van al zijn vijanden
2 zei de koning tot Natan, de profeet:
Zie toch aan, ik ben gezeten in een huis van cederhout
en de ark van God heeft zijn zetel tussen tentdoek.
3 Natan zei tot de koning:
Al wat in je hart is: ga! doe het!
want JHWH is met je.

4 In die nacht kwam het woord van JHWH tot Natan:
5
Ga en zeg tot mijn knecht, tot David:
Zo zegt JHWH:
Zou jíj voor míj een huis bouwen om er te zitten
6
terwijl ik niet in een huis gezeten heb
vanaf de dag dat ik de kinderen van Israël deed opgaan uit Egypte
tot op deze dag
maar meetrok in een tent als woning?
7
Waar ik ook meetrok met al de kinderen van Israël
heb ik daar ooit een woord gesproken tot een van Israëls stamleiders
die ik had geboden mijn volk Israël te weiden,
Heb ik ooit gezegd:
Waarom hebben jullie voor mij niet een huis van cederhout gebouwd?
8
Nu dan, zo moet je zeggen tegen mijn knecht, tot David:
Zo zegt JHWH der legerscharen:
Ik heb je genomen uit het veld achter de kudde vandaan
om voorganger te worden over mijn volk, over Israël.
9
Ik was met jou overal waar je ging
en ik vernietigde al je vijanden voor je aangezicht.
Ik maakte je een naam, groot als de naam van de groten der aarde.
10
Ik bepaalde voor mijn volk voor Israël een plaats
ik heb het geplant en het zal er wonen
zonder nog te hoeven sidderen
en de boosdoeners zullen het niet langer onderdrukken
zoals in het begin
11
vanaf de dag dat ik richters aanstelde over mijn volk Israël.
Ik heb je rust gegeven van al je vijanden
en JHWH meldt je dat JHWH jóu een huis zal maken!
12
Als je dagen voltooid zijn en je liggen zult bij je voorvaderen
zal ik je nageslacht doen opstaan
dat voortkomt uit je eigen lijf.
Ik zal zijn koningschap funderen.
13
Hij zal voor mijn Naam een huis bouwen.
Ik zal de troon van zijn koningschap voor altijd grondvesten.
14
Ík zal hem tot een vader zijn
en híj zal mij tot een zoon zijn.
Hem zal ik, als hij zich misdraagt, wel tuchtigen
met mannenstaf of mensenplagen
15
maar mijn solidariteit zal niet van hem wijken
zoals ik die heb doen wijken van Saul
die ik heb doen wijken van voor jouw aangezicht.
16
Je huis en je koningschap zijn voor altijd bestendig voor je aangezicht
Je troon zal gegrondvest zijn voor altijd.

17 Naar al deze woorden en naar dit hele visioen heeft Natan tegen David gesproken

1vertaling door Wout van der Spek