+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Ester
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 85 %
Est. 6
Mordechai versus Haman
6:1 Die nacht kon de koning niet slapen. 1)
Hij zei het boek te laten brengen met de gedenkwaardigheden,
de dagelijkse gebeurtenissen.
Ze werden de koning persoonlijk voorgelezen.
2 Men vond geschreven
wat Mordechai gemeld had over Bigtan en Teres,
de twee hovelingen van de koning, dorpelwachters,
die getracht hadden de hand te slaan aan koning Ahasveros.
3 De koning zei:
Wat is er toen gedaan:
een eerbewijs of iets groots aan Mordechai?
De pages van de koning, zijn persoonlijke dienaren, zeiden:
Voor hem is helemaal niets gedaan!
4 De koning zei:
Is er iemand in de voorhof?
Nu was Haman [zojuist] gekomen
in de buitenste voorhof van het huis van de koning
om de koning te zeggen,
dat Mordechai moest worden opgehangen
aan de paal die hij voor hem had klaargezet.
5 De hovelingen van de koning zeiden tot hem:
Zie, Haman staat in de voorhof.
De koning zei:
Laat hem binnenkomen.
6 Haman kwam binnen en de koning zei tegen hem:
Wat zal ik doen met de man
aan wie de koning eer wenst te betonen?
Haman zei bij zichzelf:
Aan wie anders zou de koning eer wensen te betonen
dan aan mij?
7 Haman zei tegen de koning:
De man aan wie de koning eer wenst te betonen...
8
Laat hem een koninklijk gewaad brengen
dat de koning zelf heeft gedragen
en een paard waarop de koning heeft gereden
en dat een koninklijke diadeem op het hoofd wordt gezet.
9
Geef dat kleed en dat paard
in handen van iemand uit de vorsten des konings,
iemand van adel.
En laat de man aan wie de koning eer wenst te betonen,
zo bekleed worden.
En laat hem op dat paard rijden over het stadsplein
en laat voor hem uit roepen:
Zó wordt gedaan aan de man
aan wie de koning eer wenst te betonen!
10 De koning zei tot Haman:
Haast je,
neem dat gewaad en dat paard waarover je spreekt
en doe aldus aan Mordechai, de Jood
die in de poort van de koning zit.
Laat niets achterwege van wat je allemaal hebt gezegd.
11 Haman nam het gewaad en het paard,
bekleedde Mordechai ermee
en liet hem rijden over het stadsplein.
En hij riep voor hem uit:
Zó wordt gedaan met de man
aan wie de koning eer wenst te betonen!
12 Mordechai keerde terug naar de poort van de koning,
maar Haman stoof naar huis
in rouw en met zijn hoofd omhuld.
13 Haman vertelde zijn vrouw Zeres en al zijn vrienden
wat hem allemaal overkomen was.
Zijn raadgevers en zijn vrouw Zeres zeiden tot hem:
Als Mordechai, voor wiens persoon jij nu begint te vallen,
tot het Joodse volk behoort,
zul je niets tegen hem kunnen beginnen.
Voorwaar, je zult zeker vallen voor zijn persoon.
14 Zij waren nog met hem in gesprek
toen de hovelingen van de koning arriveerden.
Die haastten zich om Haman naar het feestmaal te brengen
dat Ester had aangericht.

1vertaling door Jopie Siebert-Hommes