+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Jesaja
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 37 %
Jes. 51
51:1 Hoor naar mij, 1)
jullie die gerechtigheid najaagt,
die JHWH zoekt.
Kijk naar de rots waaruit je gehouwen bent,
naar de bronholte waaruit je gegraven bent.
2 Kijk naar Abraham jullie vader
en naar Sara die je voortbracht.
Want als een eenling heb ik hem geroepen,
ik zegende hem,
ik maakte hem tot velen.
3 Ja, JHWH troost Sion,
hij troost al haar puinhopen.
Hij maakt haar woestenij als Eden,
haar steppen als de tuin van JHWH.
Vrolijkheid en vreugde wordt in haar gevonden,
een danklied en de klank van snarenspel.
4 Let op mij, mijn volk,
mijn volkstam, luister naar mij;
want onderricht (Tora) gaat van mij uit,
mijn recht zet ik uit tot licht voor de volken.
5 Dichtbij is mijn gerechtigheid,
mijn vrijheid komt tevoorschijn.
Mijn armen zullen de volken richten.
Op mij zullen de kustlanden hun verwachting stellen,
op [de daad] van mijn arm wachten ze.
6 Hef jullie ogen op naar de hemel
en kijk naar de aarde beneden;
want de hemelen verdwijnen als rook,
de aarde vergaat als een kleed,
haar bewoners sterven als een zwerm muggen,
maar mijn bevrijding is er voor altijd,
mijn gerechtigheid stort niet ineen.

9 Barst uit in gejubel, juich tezamen,
jullie puinhopen van Jeruzalem,
want JHWH troost zijn volk,
hij [ver]lost Jeruzalem 2).
10 JHWH ontbloot zjn heilige arm
voor de ogen van al de naties.
De einden der aarde
zien de bevrijdingsdaad van JHWH.

11 Neem de wijk, neem de wijk!
Trek weg vandaar!
Raak het onreine niet aan!
Trek weg uit haar midden, reinig je,
jullie die de [tempel]vaten draagt.

12 Dat ben ik, ik, degene die jullie troost! 3)
Hoe zou je dan vrezen 4)
voor een mens die sterven moet
een mensenkind dat als gras vergaat
13 en dat je vergeet Jhwh, jouw maker
die de hemelen uitbreidt en de aarde grondvest
en dat je aanhoudend siddert heel de dag
voor de woede van de verdrukker
wanneer hij aanlegt om te verwoesten?
- Waar is trouwens de woede van de verdrukker?-
14 Spoedig wordt de geboeide losgemaakt
niet zal hij ondergaan in de groeve
aan brood zal hij geen gebrek hebben.
15 Ik ben namelijk Jhwh, jouw God
die de zee zo opzweept dat haar golven bruisen
Jhwh der heerscharen is zijn naam.
16 En ook leg 5) ik mijn woorden in jouw mond
en berg jou in de schaduw van mijn hand
ik, 6) die de hemelen plant en de aarde grondvest
en zeg tot Sion: Mijn volk ben jij!

17 Wordt wakker, wordt wakker,
sta toch op, Jeruzalem,
nu je hebt gedronken uit de hand van Jhwh
de kroes van zijn woede, de beker 7) der bedwelming
gedronken, geslurpt tot de laatste druppel!

18 - Niemand was er die haar leidde
van alle zonen die zij had gebaard
en niemand die haar hand vastgreep
van alle zonen die zij had grootgebracht -.

19 Deze twee rampen hebben je getroffen
-wie zal voor jou heen en weer bewegen? —,
de verwoesting en de vernietiging,
de honger en het zwaard
- hoe 8) zal ik jou troosten? -
20 Jouw kinderen liggen in onmacht
op de hoeken van alle straten,
als een antilope in een vangnet
vol van de woede van Jhwh
de dreiging van jouw God.
21 Daarom, hoor dit toch aan jij, ongelukkige
en dronken vrouw —echter, niet van wijn.
22 Zo zegt jouw Heer Jhwh en jouw God,
die voor zijn volk strijdt:
Kijk, ik heb genomen uit jouw hand
de beker 9) der bedwelming
de kroes van mijn woede;
niet langer zul je die nog drinken!
23 Want hierbij geef ik die in de hand van hen, die je tergen,
die zeiden tot jouw ziel:
Buk! dan gaan we eroverheen!
Toen maakte jij je rug als de aardbodem
en als een straat om erover te gaan!

1vertaling van Karel Deurloo
2vgl Jesaja 54:5
3vertaling van Pieter Lugtigheid
4De vraag is te vergelijken met Amos 7:2 en 5
5Deze yiqtol + conjunctie wordt door de SESB studiebijbel als een narrativus (wayyiqtol) beoordeeld. In deze context is dat moeilijk vol te houden, vooral omdat de vorm met evenveel recht gelezen kan worden als een yiqtol plus conjunctie, daar een conjunctie voor een eerste persoon van het imperfectum וָאָשִׂ֤ים een qamets krijgt.
6Met Beuken gelezen als gerundia, P.O.T. IIb, pg. 139
7Op voorstel van HALAT laat ik in vs. 17 en 22 het woord כֹּוס weg (glosse).
8Volgens Beuken, P.O.T. IIb,144 is deze zin beginnend met `wie´ breviloquentia. Hij is te vergelijken met vs. 12b: Wie ben je, dat je vreest= Hoe zou jij vrezen? Zo zou hier het persoonlijk voornaamwoord opgesloten liggen in de werkwoordsvorm מִ֥י אֲנַחֲמֵֽךְ: wie ben ik dat ik jou troost = hoe moet ik jou troosten? Deze lezing van de Masoreten is als lectio difficilior te verkiezen boven de lezing van de Jesajarol, die de 3de p.s. van ××—× heeft en daarom de indruk maakt te harmoniseren.
9Zie noot bij vs. 17.