+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Jesaja
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 37 %
Jesaja 1-39
1:18 Kom toch hier en laten we een rechtsgeding houden, zegt JHWH. 1)
Al waren jullie zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw.
Al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol.
19 Als jullie gewillig zult luisteren, zullen jullie het goede der aarde eten.
20 Maar als jullie weigeren en je verzetten, zullen jullie door het zwaard gegeten wórden
want de mond van JHWH heeft gesproken.

21 Hoe is de betrouwbare veste tot hoer geworden.
Zij was vervuld van rechtdoen en gerechtigheid bleef er overnachten.
Maar nu: moordenaars!
22 Uw zilver is enkel legering,
uw edele wijn vermengd met water.
23 Uw vorsten rebelleren en zijn vrienden van de dieven.
Allen houden van steekpenningen en zijn uit op geschenken.
De wezen doen zij geen recht en het twistgeding van de weduwe komt er bij hen niet door.

24 Daarom, spreuk van Jhwh van de hemelse legers, de machtige van Israël:
O, ik ga verhaal halen bij mijn benauwers en mij wreken op mijn vijanden.
25 Ik keer mijn hand tegen u.
Ik zal uw zilverlegering als met loog uitzuiveren en alle looddelen verwijderen.
26 Ik laat uw rechters functioneren als in het begin,
en uw raadslieden als in de aanvang.
Daarna zal men u noemen:
Rechtvaardige stad, betrouwbare veste.
2:1 Het woord dat Jesaja de zoon van Amoz geschouwd heeft 2)
over Juda en Jeruzalem. 3)
2 Het zal geschieden in latere dagen
dat vast gefundeerd zal zijn de berg van het Huis van JHWH
aan het hoofd 4) van de bergen, verheven boven de heuvels.
Ze zullen er naar toe stromen, 5) alle naties
3 en [op weg] gaan, de volken in menigte en zeggen:
Ga mee, laten we opgaan naar de berg van JHWH,
naar het Huis van de God van Jakob,
dan zal hij ons onderrichten uit zijn wegen 6)
en zullen wij gaan op zijn paden.
Want uit Sion gaat onderricht uit
en het woord van JHWH uit Jeruzalem.
4 Hij zal rechtspreken tussen de naties
en tussenbeide komen bij de volkeren in menigte.
Dan zullen ze hun zwaarden ómhameren tot ploegijzers
en hun speren tot snoeimessen. 7)
De ene natie zal niet meer tegen de andere het zwaard opheffen,
ze zullen geen oorlog meer leren. 8)
5 Huis van Jakob, ga mee, 9) laten we [voort]gaan in het licht 10) van JHWH.
3:25 Jouw 11) mannen, door het zwaard zullen zij vallen, 12)
en jouw helden in de strijd,
26 en klagen en treuren zullen haar poorten
en berooid zal zij op de grond zitten!
4:1 en zeven vrouwen 13) grijpen één man vast op die dag 14)}
en zeggen:
Ons eigen brood zullen we eten,
en met onze eigen kleren ons kleden!
Alleen, geef ons jouw naam,
neem onze schande weg!

2 Op die dag 15) zal de 16) spruit van JHWH zijn
tot een sier en tot heerlijkheid
en de vrucht van het land zal zijn tot trots en luister voor de ontkomenen in Israël.
3 En het zal zo zijn dat wie overblijft in Sion en wie rest in Jeruzalem
heilig genoemd zal worden voor hem,
allen die opgeschreven zijn tot leven 17) in Jeruzalem.
4 Wanneer de Heer het vuil van de dochters van Sion heeft afgewassen
en het bloed van Jeruzalem heeft afgespoeld uit haar midden 18)
in een geest van recht en in een geest die verzengt,
5 dan zal JHWH scheppen op de gehele plaats van de berg van Sion
en op haar verzamelplaats een wolk overdag
en rook met glans van vlammend vuur s' nachts, 19)
want over alle heerlijkheid zal er een beschuttend dak zijn
6 en een loofhut zal er zijn tot schaduw overdag voor de hitte
en als een toevlucht en schuilplaats voor storm en regen.
5:1 Laat ik toch zingen voor mijn geliefde 20)
het lied van mijn geliefde voor zijn wijngaard!

2 Mijn geliefde had een wijngaard
op een vruchtbare helling.
3 Hij spitte hem om, hij ontdeed hem van stenen
en hij beplantte hem met een edele druivensoort.
4 Hij bouwde er een toren middenin
en ook een kuip hieuw hij erin uit.
5 Hij hoopte dat die goede druiven zou maken,
maar hij maakte vieze vruchtjes.

6 Maar nu, inwoner van Jerusalem
en man van Juda:
7 Spreken jullie toch recht tussen mij
en mijn wijngaard!
8 Wee hen die huis bij huis trekken 21)
die veld aan veld voegen
tot er geen plaats meer over is
en alleen jullie in het midden van het land gevestigd zijn!
9 In mijn oren (sprak) JHWH der legerscharen:
Als dan niet vele huizen tot puin zullen worden …!
Grote en goede, zonder dat er iemand wonen zal!
10 En tien bunder wijngaard 22) zal één bath doen
en een homer zaad één efa (koren) opleveren. 23)
11 Wee hen, die vroeg in de morgen op sterkedrank uit zijn
en daarmee bezig blijven tot de avond
terwijl de wijn hen verhit.
12 De harp, de luit, de tamboerijn, de fluit, en wijn: dat zijn hun drinkgelagen
maar de daden van JHWH onderkennen zij niet,
wat zijn handen doen zien zij niet.
13 Daarom gaat mijn volk in ballingschap
door gebrek aan kennis,
zijn adel sterft 24) van honger
en zijn mensenmenigte verdroogt van dorst.
14 Daarom opent de onderwereld wijd zijn keel 25)
spert zijn muil wagenwijd open
zodat zijn 26) adel en zijn mensenmenigte erin neer zullen dalen,
met hun gejoel en uitgelaten gehuppel.
15 Dan wordt de mens neergebogen,
ieder vernederd,
de ogen van de hooghartige mensen worden terneer gebogen.
16 JHWH der legerscharen daarentegen is hoog in zijn oordeel,
En in zijn gerechtigheid toont de heilige God zijn heiligheid.
17 Hij hoopte op recht
maar kijk, er kwam onrecht;
18 op rechtsbetrachting
maar kijk, er kwam rechtsverkrachting.
6:1 In het jaar van de dood van koning Uzzia 27)
zag ik mijn here / mijn-heer zitten op een hoge en verheven troon
de zomen van zijn gewaad vulden de tempel.
2 Serafs stonden boven hem.
Zes vleugels hadden ze, elk zes vleugels.
Met twee bedekte hij zijn aangezicht
met twee bedekte hij zijn voeten
en met twee vloog hij.
3 De één riep de ander toe en zei:
Heilig, heilig, heilig JHWH der Legerscharen
wat heel de aarde vult, is zijn heerlijkheid!
4 De dorpelposten beefden door het geluid van het roepen.
Het huis werd vervuld met rook.
5 En ik zei:
Wee mij, ik verstom ten dode
want een man van onreine lippen ben ik
en temidden van een volk met onreine lippen woon ik.
En nu hebben mijn ogen de koning, JHWH der Legerscharen, gezien!
6 Eén van de serafs vloog op mij toe.
Met zijn hand droeg hij een gloeiende kool
met een tang had hij die van het altaar genomen.
7 Hij raakte er mijn mond mee aan en zei:
Zie, dit raakt je lippen aan.
Geweken is je schuld
je zonde is verzoend.
8 En ik hoorde de stem van mijn here die zei;
Wie zal ik zenden
wie zal voor ons gaan?
en ik zei:
Zie hier ben ik.
Zend mij.
9 Hij zei:
Ga en zeg tot dit volk:
‘Hoor wel, hoor
maar begrijp het niet!
Zie wel, zie
maar herken het niet!’
10
Verlam het hart van dit volk
stop zijn oren dicht
kleef zijn ogen toe
zodat het met zijn ogen niet ziet
met zijn oren niet hoort
met zijn hart niet begrijpt
en het zich niet zal bekeren
en geen genezing krijgt.
11 Ik zei:
Tot wanneer, mijn here?!
Hij zei:
Totdat de steden verwoest, zonder inwoners zijn
de huizen zonder mensen
en de akkergrond verwoest is tot een wildernis.
12
JHWH zal de mens verwijderen.
Groot wordt midden in het land de verlatenheid
13
Als daarin nog slechts een tiende deel is
en dit opnieuw is platgebrand
net als een terebint, een eik
waarvan bij het vellen een tronk over is:
dan zal de tronk ervan heilig zaad zijn.
7:10 JHWH sprak verder tot Achaz [via Jesaja]:
11
Vraag een teken voor je, van JHWH je god
diep in het dodenrijk
of hoog in de lucht. 28)
12 Maar Achaz zei:
Ik wil het niet vragen
ik wil JHWH niet op de proef stellen.
13 Hij zei:
Horen jullie toch, huis van David!
Is het voor jullie nog niet genoeg om mensen te vermoeien 29)
dat je ook nog mijn God wilt vermoeien?
14
Daarom:
Mijn Heer 30), hij zelf geeft jullie een teken.
Zie, de 31) jonge vrouw 32) wordt zwanger en zal een zoon baren.
Zij 33) zal hem de naam Immanoe El 34) - El is met Ons - geven.
15
Boter en honing zal hij eten 35)
voordat hij de kennis heeft
om het kwade te verwerpen en het goede te kiezen.
16
Zeker, voordat de jongen de kennis heeft
om het kwade te verwerpen en het goede te kiezen
zal de akkergrond verlaten zijn
waar jij gruwt voor die twee koningen 36) ervan.
17
JHWH zal dagen laten komen
over jou, over je volk en over je vaderhuis
zoals ze niet gekomen zijn
vanaf de dag dat Efraim zich afscheidde 37) van Juda:
[en wel door] de koning van Assyrië! 38)
8:11 Want zo heeft JHWH tot mij gezegd 39)
bij het vatten van m’n 40) hand,
toen hij mij aanspoorde
niet te gaan in de weg van dit volk,
aldus:
12
Jullie moeten niet “een samenzwering!” zeggen
tegen alles waarvan dit volk “een samenzwering!” zegt
en zijn vrees niet vrezen,
noch huiveren.
13
JHWH der Legerscharen -
hèm moet je heiligen
híj moet jullie vrees zijn,
híj jullie huivering.
14
Hij zal tot heiligdom zijn,
en tot steen des aanstoots,
tot struikelblok,
voor de twee huizen van Israël;
tot valstrik en tot vangnet
voor de inwoner van Jeruzalem.
15
Velen van hen zullen struikelen
en vallen en zich stuklopen,
verstrikt raken en gevangen worden.

23 Zoals de eerdere tijd smaad bracht 41)
voor het land Zebulon en het land Naftali,
brengt de latere tijd eer over de weg aan de zee,
(het land) aan de overkant van de Jordaan,
het Galilea van de volkeren.
9:1 Het volk van wie gaan in donker, 42)
zij zien een groot licht.
Zij die verblijven in een land van doodsschaduw,
over hen gaat een licht gaat op.
2 U hebt het volk talrijk gemaakt,
zijn vreugde groot gemaakt,
zij verheugen zich voor uw aangezicht,
zoals men zich verheugt bij de oogst,
zoals men juicht, wanneer men de buit verdeelt.
3 Want het juk van zijn last
en de stang op zijn schouder,
de knuppel van wie hem voortdrijft,
hebt u verbroken als op Midiansdag.
4 Ja, elke schoen, die stampt met gedreun
en (elke) mantel, die in bloed gerold is,
in de brand ermee, een prooi van het vuur!
5 Ja, een kind is ons geboren,
een zoon is ons gegeven
en de heerschappij zal op zijn schouder rusten
en men riep zijn naam:
planner van wonderbaarlijke daden,
heldhaftige God,
vader voor eeuwig,
prins van de vrede,
6 om te vermeerderen de heerschappij
en om een vrede zonder einde
op de troon van David en diens koninkrijk;
om dat op te richten en te schragen
door recht en gerechtigheid
van nu af tot in eeuwigheid.
De ijver van JHWH Zebaot zal dit bewerkstelligen!

7 Een woord heeft de heer naar Jacob gezonden
het is geland 43) in Israël.
11:1 Er zal een scheut voortkomen uit de boomstronk van Isaï 44)
en een twijg uit zijn wortel zal vrucht dragen.
2 De geest van JHWH zal daarop rusten
geest van wijsheid en inzicht
geest van strategie en van macht
geest van kennis van en ontzag voor JHWH.
3 Zijn plezier ligt in het ontzag voor JHWH:
niet naar wat zijn ogen zien zal hij richten
en niet naar wat zijn oren horen zal hij [de zaken] rechtzetten.
4 Met gerechtigheid zal hij de geringen richten,
met billijkheid zal hij [de zaken] rechtzetten voor de armen van het land.
Hij zal het land slaan met de roede van zijn mond
en met de geest van wat zijn lippen [zeggen] zal hij de schurk doden.
5 Gerechtigheid zal de doek 45) om zijn heupen zijn
en trouw de doek om zijn lendenen.
6 De wolf zal bij het lam verblijven
en de panter zal bij het bokje neerliggen.
Kalf en leeuwenjong en mestvee [zijn] tezamen,
en een kleine jongen zal ze leiden.
7 De koe en de berin zullen grazen,
samen zullen hun jongen neerliggen
en de leeuw — 46) als het rund zal hij stro eten.
8 Dan zal een baby spelen bij het hol van een slang
en naar het nest van een gifslang zal een kleuter zijn hand uitstrekken.
9 Zij zullen geen kwaad doen en geen verwoesting aanrichten
op heel mijn heilige berg;
want vol zal de aarde zijn van het kennen van JHWH
zoals de wateren de zee[bodem] bedekken.
10 En het zal geschieden op die dag
dat de wortel van Isaï
— die staat als een banier voor de volkeren —
gezocht zal worden door de natiën
en zijn rustplaats 47) zal heerlijk zijn.
12:1 Je 48) zult op die dag zeggen: 49)
Ik loof je, JHWH,
dat je toornig bent geweest op mij
Je toorn heeft zich afgewend,
je hebt mij bemoedigd. 50)

2 Zie, de God van mijn bevrijding,
ik vertrouw op hem, beef dus niet voor hem,
want Jah JHWH 51) is mijn kracht en sterkte, 52)
hij is mij tot bevrijding geworden.

3 Jullie zult met vreugde 53) water scheppen
uit bronnen van bevrijding 54)
4 en jullie zult op die dag zeggen:
Looft JHWH, roept zijn naam uit,
maakt onder de volken zijn daden bekend, 55)
verkondigt dat zijn naam verheven is. 56)
5 Bezing JHWH,
want hij heeft zijn soevereiniteit bewezen:
Dit zij bekend op de hele aarde!
6 Juich en jubel, 57) bewoonster van Sion,
want groot in je midden is de Heilige van Israël.
25:1 JHWH, jij bent mijn god 58)
ik wil je verhogen, je naam prijzen
omdat je een wonder hebt gedaan
plannen van overlang (hebt uitgevoerd) 59)
waarlijk, waarachtig!
2 Je hebt wat stad was 60) veranderd in een steenhoop
de ontoegankelijke vesting in een puinhoop
de burcht der barbaren in 'stad-af':
die wordt in der eeuwigheid niet (weer) opgebouwd.
3 Dus zullen ze je eren … de machtige natie 61)
de vesting van gewelddadige volken … ze zullen je vrezen.
4 Je bent immers voor de onderliggende een sterkte geweest
sterkte voor de arme toen hij in nood was 62)
schuilplaats voor slagregen 63)
schaduw tegen hitte:
het briesen 64) van de geweldenaars is als een slagregen tegen de wand 65)
5 als hitte in dor land.
Het razen 66) der barbaren heb je vernederd.
Zoals in de schaduw van een wolk hitte
zo is het gezang 67) der geweldenaars weggestorven. 68)

6 JHWH Tseva'ot zal op deze berg voor alle volken een feestmaal 69) aanrichten
een feestmaal met oude wijnen
met gerechten met merg bereid
en exquise 70) wijnen
7 Op deze berg ook zal hij de sluier 71) verslinden 72)
waarmee alle volken gesluierd 73) zijn
het web geweven over al de naties.
8 Verslinden zal 74) hij de dood voor eeuwig
en mijn heer JHWH zal de tranen van alle gezichten afvegen
ook zal hij de smaad zijn volk aangedaan van de hele aarde doen verdwijnen.
JHWH heeft gesproken.

9 Op die dag zal men zeggen:
Kijk, dat is onze god
onze hoop was op hem 75)
dat hij ons zou bevrijden.
Dit is JHWH
onze hoop was op hem.
Verblijden wij, verheugen wij ons
om de bevrijding door hem bewerkt.
26:1 Op 76) die dag wordt dit lied in het land Juda gezongen:

‘Wij hebben een sterke stad.
Hij 77) zet er vrijheid neer
als muren en wal.

2 Open de poorten
dat ingaat de rechtvaardige natie
[de natie] die trouw houdt.

3 Met vaste gezindheid 78)
bewaart gij vrede, vrede
ja, op u kan men 79) zich verlaten.

4 Verlaat je op JHWH altijd voort
want Jah, 80) JHWH
is een rots door de tijden.

5 Want hij haalt neer wie hoog wonen, de steile veste
hij vernedert die, hij vernedert haar tot op de aarde toe
laat haar geraken tot in het stof.

6 Neerstampen zal haar de voet
de voeten van de gekleineerden
de schreden der armen.’

7 Het pad voor de rechtvaardige is oprechtheid
rechtuit loopt het voetspoor van de rechtvaardige, dat gij effent.
8 Zelfs op het pad van uw gerichten
hoopten wij op u
uw naam, uw gedachtenis was [ons] zielsverlangen.
9 Mijn ziel verlangt naar u in de nacht
ja, mijn geest in mij speurt (in ochtendgrauwen) 81) naar u
want zodra uw gerichten over de aarde komen
leren de wereldbewoners rechtvaardigheid.
10 Al wordt een boosdoener begenadigd
dan leert hij nog geen rechtvaardigheid.
In het land der waarachtigheid
handelt hij heilloos
zonder zicht op de hoogheid van JHWH.
11 JHWH, verheven is uw hand
zonder dat zij het willen aanschouwen.
Zij zullen het aanschouwen en beschaamd staan
over [uw] ijver voor het volk
ja, het vuur over uw benauwers zal hen verteren.
12 JHWH, gij beschikt 82) vrede over ons
want ook alles wat ons gebeurd is, 83) gij hebt het voor ons bewerkstelligd.
13 JHWH onze god
andere heren dan gij waren de baas 84) over ons
alleen om u 85)
proclameren 86) wij uw naam.
29:18 Op die dag zullen doven te boek gestelde woorden kunnen horen 87)
en, weg uit donker en duisternis 88), zullen de ogen van blinden zien.
19 Ootmoedigen vinden in JHWH meer en meer vreugde
de behoeftigsten onder de mensen juichen om de Heilige van Israël
20 want het is uit met de tiran, het is gedaan met de spotter
weggemaaid zijn allen die tuk zijn op ongeluk 89)
21 die mensen door een woordje tot zonde brengen
die de pleiter in de poort beentje lichten
en die de rechtvaardige in chaos wegduwen.
22
Daarom,
zo zegt JHWH tegen het Huis Jakob
— hij die Abraham heeft vrijgekocht -
voortaan hoeft Jakob niet meer beschaamd te staan
voortaan zal zijn gezicht niet meer verbleken
23
want wanneer hij, met zijn kinderen, ziet
wat ik met mijn handen doe in zijn midden
zullen ze mijn Naam heiligen
zullen ze heiligen de Heilige van Jakob
en voor de God van Israël huiveren.
24
Verdoolde geesten zullen weet hebben van begrip
en grommers 90) zullen inzicht leren.
30:15 Ja, zo had mijn Heer JHWH, de Heilige van Israël, gezegd: 91)
Door terugkeer en rust 92) zullen jullie gered worden
in kalmte-bewaren en vertrouwen 93) zal jullie kracht blijken 94)
maar jullie hebt daarmee niet ingestemd. 95)
16
Maar jullie hadden gezegd:
Nee, maar tot paarden 96) nemen wij onze toevlucht...
daarom zullen jullie vluchten...
en op ‘de snelle’ 97) zullen wij rijden 98)...
daarom zullen jullie achtervolgers snel blijken.
17
Duizend wordt als één voor de strijdkreet van één
voor de strijdkreet van vijf zullen jullie vluchten 99)
tot er van jullie nog slechts iets resteert
als een 100) mast 101) op de top van een berg
iets als een seinpaal 102) op een heuvel.

18
Daarom ziet JHWH ernaar uit jullie genadig te kunnen zijn
en daarom zal hij zich verheffen om zich over jullie te erbarmen
want een god van recht is JHWH.
Gelukkig allen die naar hem uitzien.

19
Ja, volk op de Sion, dat gezeten is in Jeruzalem
je hoeft niet te blijven wenen, zeker niet.
Hij zal je genadig zijn 103), absoluut.
Het geluid van je klacht
zodra hij dat hoort
zal hij je antwoorden 104).
20
Wel heeft mijn Heer jullie brood van benauwdheid gegeven
en water van verdrukking 105)
maar niet langer zal je leraar zich omvleugelen 106)
en je eigen ogen zullen je leraar kunnen zien.
21
Je oren zullen van achter je het woord horen:
Dit is de weg, ga daarop
wanneer jullie naar rechts zouden willen
of naar links. 107)
33:2 JHWH, wees ons genadig. 108)
Op U hopen wij.
Bied ons 109) elke morgen een arm. 110)
Ja, wees onze bevrijding ten tijde van benauwenis.

3 Voor keihard lawaai slaan volkeren op de vlucht.
Als U zich verheft stuiven naties uiteen.
4 Dan wordt de door jullie behaalde buit bijeen verzameld,
een kaalvreter die aan het verzamelen is
ja, zoals sprinkhanen aanvallen, zo valt hij er op aan.

5 Verheven is de Eeuwige
want hij woont in den hoge.
Hij heeft Sion vervuld met recht en gerechtigheid.
6 Zo zijn uw tijden bestendig:
rijk aan bevrijdingen, wijsheid en kennis;
Respect voor JHWH: dat is zijn schat.

7 Zie, herauten 111) jammeren het uit op straat.
Vredeboden wenen bitter.
8 De heerbanen zijn verwoest
er zijn geen reizigers meer.
Hij heeft het verbond verbroken,
hij heeft steden veracht,
mensen niet geteld.
9 Zo treurt het land en kwijnt weg.
De Libanon staat er beschaamd en verwelkt bij.
Saron wordt een woestenij gelijk
Zowel Basan als Karmel laten hun blad vallen.
10
Nu zal ik opstaan
zegt JHWH
nu zal ik mij verheffen
nu zal ik mij hoog oprichten.
35:1 De woestijn en het dorre land zullen zich verheugen 112)
juichen zal de steppe en bloeien als de narcis.
2 Bloeien ja bloeien zal zij
zij zal juichen, ja met gejuich en jubelen van vreugde;
de heerlijkheid van de Libanon wordt aan haar gegeven,
de pracht van de Karmel en de Saron,
zij zijn het die zullen zien de heerlijkheid van JHWH,
de pracht van onze God.
3 Versterkt de slappe handen
en de knikkende knieën maakt ze krachtig!
4 Zeggen jullie tot hen wier hart op hol geslagen is:
Weest sterk, vreest niet!
Zie jullie God,
Hij zal komen met wraak
met de vergelding van God , 113)
hij zal komen en jullie redden!
5 Dan zullen de ogen van de blinden geopend worden
en de oren van de doven geopend worden.
6 Dan zal de lamme springen als een hert
en jubelen de tong van de stomme
omdat water tevoorschijn breekt in de woestijn
en stromen in dorre streken.
7 En de brandende zonnehitte zal worden tot een rietpoel
en de dorstende grond tot waterbronnen,
op de plaats van jakhalzen, waar zij leven,
gras met riet en biezen!
8 En daar zal een straat zijn, een weg
en die weg zal de heilige genoemd worden,
een onreine zal daar niet voorbijgaan,
hij is voor hem die de weg gaat, 114)
maar dwazen zullen er niet komen.
9 Geen leeuw zal daar zijn
noch zal een verscheurend dier daarop gaan,
dat wordt daar niet gevonden,
maar de gelosten 115) gaan er.
10 Ja, de losgekochten van JHWH zullen terugkeren
en komen dan in Sion met gejuich,
eeuwige vreugde zal op hun hoofd zijn,
jubel en vreugde zal hen overkomen,
maar kwalen en zuchten zijn geweken.
38:1 In die dagen werd Hizkia dodelijk ziek. 116)
Daarop kwam de profeet Jesaja, de zoon van Amoz 117), tot hem
en hij zei tot hem:
Zo zegt JHWH:
Tref regelingen voor uw huis
want sterven zul jij en niet [verder] leven!
2 Daarop draaide Hizkia zijn gezicht naar de wand
en bad tot JHWH.
3 Hij zei:
Ach JHWH, gedenk toch,
dat ik voor uw aangezicht in trouw
en met een integer hart gewandeld heb,
en dat ik heb gedaan wat in uw ogen het goede is,
en Hizkia weende luid.
4 Toen kwam het woord van JHWH aldus tot Jesaja:
5
Ga, en zeg tot Hizkia:
Zo zegt JHWH, de God van David, uw vader:
Ik heb uw gebed gehoord,
ik heb uw tranen gezien,
zie, ik voeg aan uw dagen vijftien jaar toe 118),
6
en uit de hand van de koning van Assur
zal ik u en deze stad bevrijden.
Ik zal een beschutting zijn voor deze stad.

1vertaling door Wout van der Spek
2Vertaling van Karel Deurloo
3Dit opschrift hoort niet alleen bij Jes. 2,2-5 maar bij veel meer dat volgt, het is dus wellicht beter het weg te laten bij de lezing van alleen deze verzen.
4Bergen en heuvels als metafoor voor de grote en de kleine koninkrijken.
5Het werkwoord n-h-r komt uiterst zelden voor; men denke echter aan de paradijselijke rivier in bv. Psalm 46. Deze rivier van volken stroomt de berg op.
6Nml. JHWH's wegen met Israël.
7Deze dubbelregel siert het gebouw van de VN in New York.
8In de zin van "onderwijzen in / trainen voor" de oorlog. De parafrase van de NBV is hier wel opmerkelijk slecht: 'geen mens zal meer weten wat oorlog is'.
9Citaten uit vers 3!
10Onvertaalbaar woordspel-citaat uit vers 3 be-orchotaw, "op zijn paden" wordt be-or', "in het licht van" [JHWH].
11De toegesprokene, die zo´n treurig lot wacht is telkens Sion, door wier poorten (eig. `openingen´) wij als het ware binnengaan en haar berooid op de grond zien zitten.
12vertaling door Pieter Lugtigheid
13Nu treden de vrouwen (vs. 16: `de dochters van Sion´) zelf op in deze `opengereten stad´, waarin nauwelijks mannen meer te vinden zijn, en die maar één man moeten delen, waarbij zij afzien van de traditionele verplichting van de man tot onderhoud van de vrouw ( Ex. 21:10 ). „Geef ons jouw naam” (lett. „Laat jouw naam over ons geroepen worden”) betekent de garantie dat de man verantwoording voor haar neemt en haar beschermt. In Deut. 28:10 betekent het welvaart, als Gods naam over Israël uitgeroepen is, vgl .Jes.43:7; in Jes. 63:19 klaagt de profeet, dat de treurige staat waarin Israël verkeert de indruk wekt, alsof Gods naam niet over zijn volk is uitgeroepen.
14vertaling door Pieter Lugtigheid
15In Jes. 2:2 vinden we `het zal geschieden op het tijdsmoment voorbij aan de dagen (van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia)´. Vervolgens vinden we in vs. 12 en 17 bij de woorden `op die dag´ twee noties: 1. het is een dag tegen alles wat hoog is en 2. alleen JHJW zal hoog verheven zijn. Deze uitdrukking heeft een eigen plaats in het boek Jesaja (van Wieringen: Jesaja, 41-42; ik telde er 46 in Jesaja 1-39 ), en behelst zowel bevrijding als verdoemenis. De uitdrukking is niet verbonden aan een bepaalde bedreiging (Assyrisch, Babylonisch), zo min als dit gedeelte tegen een bepaalde historische achtergrond geplaatst kan worden.
16Beuken, (HThKAT Jesaja 1-12 ) aan wie ik veel verheldering heb te danken voor deze passages, stelt voor om, tegen de achtergrond van het gebruik van uitspruiten met betrekking tot gerechtigheid ( Jes. 45:8 ; 61:11b) en de verbinding van `sier´ met `trots´ en `luister´ te denken aan een groep vromen, die wel in een rechte verhouding tot God en hun naasten staan.
17Hier wordt waarschijnlijk gezinspeeld op het opschrijven van namen in burgerlijke registers, zie bijvoorbeeld Ezra 2:62 ; Ez. 13:9 .
18De oproep, die JHWH deed (`wast u, reinigt u´, 1:16) heeft niets bewerkt. Nu bewerkt JHWH deze zelf.
19Het nieuwe begin ontstaat na reiniging; de nabijheid van Jhwh wordt nu uitgedrukt met woorden als wolk en vuur, die herinneren aan de uittocht ( Ex. 14:19 vv, 24; 19:9, 18; Num. 9:15 ), maar tevens aan het loofhuttenfeest (Lev .23:42).
20Vertaling van Eva-Martina Kindl. De colometrische indeling volgt M. L. FOLMER, A Literary Analysis of the ’Song of the Vineyard’ (Is 5: 1-7). In: Jaarbericht van het vooraziatisch-egyptisch genootschap EX ORIENTE LUX No. 29 (1985-1986). Leiden 1987, blz 107.
21Vertaling van Pieter Lugtigheid
22In het voorafgaande deel, Jes.5:7 wordt Israël de wijngaard genoemd van JHWH.
23Homer, bath en efa zijn inhoudsmaten. Een homer is 10 efa,( Ezechiël 45:11 ) bath is voor vloeistof, efa voor vaste stof. Homer niet te verwarren met omer die een tiende is van een efa. ( Exodus 16:33 ).
24Anderen leiden de vorm af van een woord dat mannen betekent.
25Keel: zie H.W. Wolff: Anthropologie des Alten Testaments v.a. p. 26! Anderen vertalen met „zich zelf” (SV) en varianten: NRSV: „Sheol has enlarged its appetite”
26Het Hebreeuws gebruikt bij de drie zelfstandige naamwoorden steeds een vrouwelijk bezittelijk voornaamwoord. Volgens NRSV is dit een verwijzing naar Jerusalem (vrouwe Sion).
27vertaling van Karel Deurloo
28d.w.z. waar en hoe je maar wilt.
29Zodat zij te vermoeid zijn om iets te doen, vgl. bijv. Jes. 16,12 .
30Onze vaste vertaling voor אֲדֹנָי.
31De of een. Omdat het staat in de context van het Huis van David, (een gegeven waarvan ook Mat. 1,20 gebruik maakt) gekozen voor de.
32עַלְמָה (9x) vgl. bijv. Spr. 30,19 ; Ex. 2,8 . Jonge vrouw vóór de geboorte van haar eerste kind. Ook παρθενος (LXX)‚ kan dat betekenen.
33Of jij (Septuagint) of men, vgl. Mat. 1,23 .
34`Met ons is [de Opper-] God´; een kwestieuze, ev. claimende naam, maar dubbelzinnig, vgl. Jes. 8,8 .10. (vgl. Jes. 5,16: El geclaimed door JHWH). Volgens Mat.1,23 mag maar één kind zo heten.
35D.w.z. overvloed (vgl. Ex. 3,6 ), die hier dubbelzinnig uitpakt, vgl Jes. 7,21-25 .
36Pekah en Rezin, vgl. Jes. 7,1 ; 2 Kon. 16,5.
37Zie 1 Kon 16.
38Zie Jes. 8,5-8 .
39vertaling van Wim Vroom
40letterlijk: de hand
41Vertaling van Pieter Lugtigheid.
42Vertaling van Pieter Lugtigheid
43letterlijk: gevallen
44vertaling door Joep Dubbink
45NBG: gordel; het is echter geen wapengordel maar een `schaam- of lendendoek´, het kledingstuk dat het dichtst op de huid wordt gedragen. Zo `hautnah´ is hem de gerechtigheid.
46Deze lichte anakolouth heeft m.i. het Hebreeuws ook: de koning der dieren vormt een climax. `En de leeuw dan? — Nou, die zal stro eten!
47Vgl. het `rusten´ in vs. 2.
48"Die Anrede geht an das Volk der Zukunft im Volk der Gegenwart" (Franz Delitzsch, Das Buch Jesaia [Leipzig 4 1889])
49vertaling van Cees van Duin
50Ik volg hier Delitzsch, die voor deze weergave van de werkwoordsvormen verwijst naar Job 4,2 ; Deut 32,8,18 ; Ps 18,12
51Vergelijk Jes 26,4
52Vergelijk Exodus 15,2
53Vergelijk Jes 35,10
54Hoewel hier waarschijnlijk een vertaling als stond hier een hendiadys niet zou misstaan (bevrijdende bronnen), is het toch gewenst het woord bevrijding hier te laten staan om te laten uitkomen dat dit in deze passage een/het sleutelwoord is. Vergelijk Jer 2,13
55Vergelijk Ps 105,1
56Vergelijk Ps 148,13
57Vergelijk Jes 24,14 en 51,1
58vertaling van Kees van Duin
59Duhm, Das Buch Jesaia (Göttingen, 1892): "Anspielung auf c. 9,5". Vgl. ook 22, 11 en 37, 27.
60Vgl. voor het opvallende gebruik dat Jesaja maakt van de prepositie מִן zie 7,8; 17,1; 23,1; 24,10. Duhm: "Der erste Stichos ist überkünstlich".
61Vgl. Num 13, 28
62Vgl. 26,16
63Vgl. 4,6
64Vgl. 30,28; 33,11; Ps 76,13
65Duhm leest i.p.v. wand winter (alleen vocalisatieverschil). Zo ook Wildberger, BK X, 952.
66Vgl. 17,12.
67Dit woord alleen nog Hoogl 2,12
68HAL houdt deze vorm voor een hifil-vorm van עָנָה. Mijns inziens is het een qal. Vgl. Jes 31,4; Zach 10,2; Ps 116,10; 119,67. Zie ook Mal 2,12. Vgl. ook 24,16 en Job 35,10 .
69Vgl. Job 1,5 . Wildberger, BK X, 966: "Bei den שְׁמָנִים֙… ist kaum an Fleisch, sondern an Speisen, die mit viel Öl zubereitet werden, zu denken".
70Eigenlijk: wijnen die gefilterd zijn.
71Het woord 'aangezicht van' dat voor 'de sluier' staat is weggelaten. Vgl. voor de wending Job 41,5 (Ned. vert. v.4): NBG: "de zoom van zijn kleed", פְּנֵ֣י לְבוּשֹׁ֑ו (Delitzsch, Das Buch Jesaia, 4. Auflage [Leipzig, 1889]). De Naardense Bijbel heeft: 'het aanschijn van de sluier'; Buber/Rosenzweig: 'den Antlitzflor'.
72Dit werkwoord wordt ook in Jes. 19,3 ; Ps. 21,10 ; 55,10 voor god gebruikt. En vgl. 1 Kor. 15,54.
73I.p.v. לֹּ֥וט lezen velen לוּט, pt. pass. qal van de wortel לוּט gegeven de parallellie van v.7a en v.7b wel terecht ; vgl. 1 Sam 21,10.
74Als voortzetting van v.7 zal de waw waarmee dat vers begint ook hier van toepassing zijn.
75Vgl. 26,8.
76Vertaling door Karel Deurloo. De NBV maakt het zich ten opzichte van deze vaak lastige tekst wel zeer gemakkelijk met parafrasen, waarschijnlijk ook op grond van eigen emendaties. Het lied vs. 1-6 is hier in drieregelige strofen afgedrukt.
77Gekozen is voor het subject JHWH.
78Adverbiaal vertaald bij de daad van JHWH. Ook vertaling als object, c.q. meewerkend voorwerp is mogelijk, bijv. Those of steadfast mind (NSRV).
79‘Men’of ‘zij’, namelijk de rechtvaardige natie.
80Enigszins raadselachtig, vgl. krit. app.
81Naast ‘nacht’; שַׁחַר is ochtendschemer, d.w.z. verbum (שָׁחַר‎, speuren) dubbelzinnig; vgl. NaBij.
82NaBij leest שׁפת (stellen) abusievelijk als שׁפט (beoordelen, rechtspreken).
83Het suffix נוּ bij מַעֲשֶׂה moet toch ws. als obj. begrepen worden: wat ons gedaan, overkomen is (vgl. bijv. Ri. 13,8 ; Ex. 2,4 ).
84‘baas’, vgl. Baäl.
85‘alleen om u’, enigszins merkwaardig, vgl. krit. app.
86זכר hif.: doen gedenken, vermelden.
87vertaling van Karel Deurloo
88Vgl. Jes. 59,9 v. en Ex. 10,22
89Naardense Bijbel.
90Grommen. Van de zeldzame stam r-g-n. In 59,11 b-m-h voor het brom-men van beren.
91vertaling van Cornelis van Duin
92Op te vatten als hendiadys? Door terug te keren tot rust?
93Ook een hendiadys? Weer te geven als: vertrouwensvol pas op de plaats? Vgl. 7,4.9; 31,1.
94Vgl. 29,2.
95Dit verbum nog 1,19; 28,12; 30,9.15; 42,24. Meestal met een ontkenning.
96Vgl. 31,1.3.8.
97Eigenlijk ‘lichte’. Vgl. ‘leichte Kavallerie’.
98Vgl. 31,1.
99Vgl. Deut. 32,30; Lev. 26,8 .
100Het artikel moet mijns inziens hier niet vertaald worden.
101Of toch een pijnboom? Delitzsch: Das bisher einem dichten Walde gleiche Volk wird gleich einer einsam auf des Berges Gipfel sich erhebenden hochstämmigen schlanken Pinie.
102Vgl. 5,26; 18,3; 31,9.
103Zie voor de vorm Gen. 43,29 . Vgl. GesK 67n.
104Vgl. voor de vorm Jer. 23,37 .
105Zeer problematische regels. Wildberger, o.a., ziet geen mogelijkheid er zonder tekstwijziging uit te komen.
106Met dank aan Da Costa (Lied 292:1, Liedboek voor de kerken). Het verbum is een hapax leg., afgeleid van het woord vleugel.
107In de verzen 19-21 is de afwisseling van 2de pers. sing. en plur. verwarrend.
108vertaling van Wout van der Spek
109Hier gekozen, in navolging van andere manuscripten en andere vertalingen, voor een uitgang 1e persoon m.v.
110Wellicht kan ook: een helpende hand.
111De betekenis van dit eenmaal voorkomende woord אֶרְאֶלָּ֔ם is erg onzeker. Letterlijk Leeuw van God, ook: Helden. Buber geeft Gottesherdler.
112vertaling van Pieter Lugtigheid
113Niet alleen negatief; vgl. ook de weldaden in Ps. 103,2, en Spr. 19,17: beloning voor wie zich over de arme ontfermt (JD).
114Zou deze letterlijke vertaling van Childs niet de oplossing zijn voor deze moeilijke Hebreeuwse tekst (JD)
115Van גאל - lossen, dus niet verlosten zoals NBG/NBV (vgl. o.a. Ruth 4 ).
116Hetzelfde verhaal in 2 Koningen 20, 1-6, vertaling van Pieter Lugtigheid.
117Dat is niet de profeet Amos wiens naam anders wordt gespeld: hier אָמֹוץ ipv עָמֹוס‎.
118Conform LXX en Vulg. De MT heeft hier de vocalisatie van de derde persoon enkelvoud m.: BDB leest toch een partc. qal. De parallelle tekst in 2 Koningen geeft ook ik voeg toe …