+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Jesaja
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 37 %
Jesaja 1-12
1:18 Kom toch hier en laten we een rechtsgeding houden, zegt JHWH. 1)
Al waren jullie zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw.
Al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol.
19 Als jullie gewillig zult luisteren, zullen jullie het goede der aarde eten.
20 Maar als jullie weigeren en je verzetten, zullen jullie door het zwaard gegeten wórden
want de mond van JHWH heeft gesproken.

21 Hoe is de betrouwbare veste tot hoer geworden.
Zij was vervuld van rechtdoen en gerechtigheid bleef er overnachten.
Maar nu: moordenaars!
22 Uw zilver is enkel legering,
uw edele wijn vermengd met water.
23 Uw vorsten rebelleren en zijn vrienden van de dieven.
Allen houden van steekpenningen en zijn uit op geschenken.
De wezen doen zij geen recht en het twistgeding van de weduwe komt er bij hen niet door.

24 Daarom, spreuk van Jhwh van de hemelse legers, de machtige van Israël:
O, ik ga verhaal halen bij mijn benauwers en mij wreken op mijn vijanden.
25 Ik keer mijn hand tegen u.
Ik zal uw zilverlegering als met loog uitzuiveren en alle looddelen verwijderen.
26 Ik laat uw rechters functioneren als in het begin,
en uw raadslieden als in de aanvang.
Daarna zal men u noemen:
Rechtvaardige stad, betrouwbare veste.
2:1 Het woord dat Jesaja de zoon van Amoz geschouwd heeft 2)
over Juda en Jeruzalem. 3)
2 Het zal geschieden in latere dagen
dat vast gefundeerd zal zijn de berg van het Huis van JHWH
aan het hoofd 4) van de bergen, verheven boven de heuvels.
Ze zullen er naar toe stromen, 5) alle naties
3 en [op weg] gaan, de volken in menigte en zeggen:
Ga mee, laten we opgaan naar de berg van JHWH,
naar het Huis van de God van Jakob,
dan zal hij ons onderrichten uit zijn wegen 6)
en zullen wij gaan op zijn paden.
Want uit Sion gaat onderricht uit
en het woord van JHWH uit Jeruzalem.
4 Hij zal rechtspreken tussen de naties
en tussenbeide komen bij de volkeren in menigte.
Dan zullen ze hun zwaarden ómhameren tot ploegijzers
en hun speren tot snoeimessen. 7)
De ene natie zal niet meer tegen de andere het zwaard opheffen,
ze zullen geen oorlog meer leren. 8)
5 Huis van Jakob, ga mee, 9) laten we [voort]gaan in het licht 10) van JHWH.
3:25 Jouw 11) mannen, door het zwaard zullen zij vallen, 12)
en jouw helden in de strijd,
26 en klagen en treuren zullen haar poorten
en berooid zal zij op de grond zitten!
4:1 en zeven vrouwen 13) grijpen één man vast op die dag 14)}
en zeggen:
Ons eigen brood zullen we eten,
en met onze eigen kleren ons kleden!
Alleen, geef ons jouw naam,
neem onze schande weg!

2 Op die dag 15) zal de 16) spruit van JHWH zijn
tot een sier en tot heerlijkheid
en de vrucht van het land zal zijn tot trots en luister voor de ontkomenen in Israël.
3 En het zal zo zijn dat wie overblijft in Sion en wie rest in Jeruzalem
heilig genoemd zal worden voor hem,
allen die opgeschreven zijn tot leven 17) in Jeruzalem.
4 Wanneer de Heer het vuil van de dochters van Sion heeft afgewassen
en het bloed van Jeruzalem heeft afgespoeld uit haar midden 18)
in een geest van recht en in een geest die verzengt,
5 dan zal JHWH scheppen op de gehele plaats van de berg van Sion
en op haar verzamelplaats een wolk overdag
en rook met glans van vlammend vuur s' nachts, 19)
want over alle heerlijkheid zal er een beschuttend dak zijn
6 en een loofhut zal er zijn tot schaduw overdag voor de hitte
en als een toevlucht en schuilplaats voor storm en regen.
5:1 Laat ik toch zingen voor mijn geliefde 20)
het lied van mijn geliefde voor zijn wijngaard!

2 Mijn geliefde had een wijngaard
op een vruchtbare helling.
3 Hij spitte hem om, hij ontdeed hem van stenen
en hij beplantte hem met een edele druivensoort.
4 Hij bouwde er een toren middenin
en ook een kuip hieuw hij erin uit.
5 Hij hoopte dat die goede druiven zou maken,
maar hij maakte vieze vruchtjes.

6 Maar nu, inwoner van Jerusalem
en man van Juda:
7 Spreken jullie toch recht tussen mij
en mijn wijngaard!
8 Wee hen die huis bij huis trekken 21)
die veld aan veld voegen
tot er geen plaats meer over is
en alleen jullie in het midden van het land gevestigd zijn!
9 In mijn oren (sprak) JHWH der legerscharen:
Als dan niet vele huizen tot puin zullen worden …!
Grote en goede, zonder dat er iemand wonen zal!
10 En tien bunder wijngaard 22) zal één bath doen
en een homer zaad één efa (koren) opleveren. 23)
11 Wee hen, die vroeg in de morgen op sterkedrank uit zijn
en daarmee bezig blijven tot de avond
terwijl de wijn hen verhit.
12 De harp, de luit, de tamboerijn, de fluit, en wijn: dat zijn hun drinkgelagen
maar de daden van JHWH onderkennen zij niet,
wat zijn handen doen zien zij niet.
13 Daarom gaat mijn volk in ballingschap
door gebrek aan kennis,
zijn adel sterft 24) van honger
en zijn mensenmenigte verdroogt van dorst.
14 Daarom opent de onderwereld wijd zijn keel 25)
spert zijn muil wagenwijd open
zodat zijn 26) adel en zijn mensenmenigte erin neer zullen dalen,
met hun gejoel en uitgelaten gehuppel.
15 Dan wordt de mens neergebogen,
ieder vernederd,
de ogen van de hooghartige mensen worden terneer gebogen.
16 JHWH der legerscharen daarentegen is hoog in zijn oordeel,
En in zijn gerechtigheid toont de heilige God zijn heiligheid.
17 Hij hoopte op recht
maar kijk, er kwam onrecht;
18 op rechtsbetrachting
maar kijk, er kwam rechtsverkrachting.
6:1 In het jaar van de dood van koning Uzzia 27)
zag ik mijn here / mijn-heer zitten op een hoge en verheven troon
de zomen van zijn gewaad vulden de tempel.
2 Serafs stonden boven hem.
Zes vleugels hadden ze, elk zes vleugels.
Met twee bedekte hij zijn aangezicht
met twee bedekte hij zijn voeten
en met twee vloog hij.
3 De één riep de ander toe en zei:
Heilig, heilig, heilig JHWH der Legerscharen
wat heel de aarde vult, is zijn heerlijkheid!
4 De dorpelposten beefden door het geluid van het roepen.
Het huis werd vervuld met rook.
5 En ik zei:
Wee mij, ik verstom ten dode
want een man van onreine lippen ben ik
en temidden van een volk met onreine lippen woon ik.
En nu hebben mijn ogen de koning, JHWH der Legerscharen, gezien!
6 Eén van de serafs vloog op mij toe.
Met zijn hand droeg hij een gloeiende kool
met een tang had hij die van het altaar genomen.
7 Hij raakte er mijn mond mee aan en zei:
Zie, dit raakt je lippen aan.
Geweken is je schuld
je zonde is verzoend.
8 En ik hoorde de stem van mijn here die zei;
Wie zal ik zenden
wie zal voor ons gaan?
en ik zei:
Zie hier ben ik.
Zend mij.
9 Hij zei:
Ga en zeg tot dit volk:
‘Hoor wel, hoor
maar begrijp het niet!
Zie wel, zie
maar herken het niet!’
10
Verlam het hart van dit volk
stop zijn oren dicht
kleef zijn ogen toe
zodat het met zijn ogen niet ziet
met zijn oren niet hoort
met zijn hart niet begrijpt
en het zich niet zal bekeren
en geen genezing krijgt.
11 Ik zei:
Tot wanneer, mijn here?!
Hij zei:
Totdat de steden verwoest, zonder inwoners zijn
de huizen zonder mensen
en de akkergrond verwoest is tot een wildernis.
12
JHWH zal de mens verwijderen.
Groot wordt midden in het land de verlatenheid
13
Als daarin nog slechts een tiende deel is
en dit opnieuw is platgebrand
net als een terebint, een eik
waarvan bij het vellen een tronk over is:
dan zal de tronk ervan heilig zaad zijn.
7:10 JHWH sprak verder tot Achaz [via Jesaja]:
11
Vraag een teken voor je, van JHWH je god
diep in het dodenrijk
of hoog in de lucht. 28)
12 Maar Achaz zei:
Ik wil het niet vragen
ik wil JHWH niet op de proef stellen.
13 Hij zei:
Horen jullie toch, huis van David!
Is het voor jullie nog niet genoeg om mensen te vermoeien 29)
dat je ook nog mijn God wilt vermoeien?
14
Daarom:
Mijn Heer 30), hij zelf geeft jullie een teken.
Zie, de 31) jonge vrouw 32) wordt zwanger en zal een zoon baren.
Zij 33) zal hem de naam Immanoe El 34) - El is met Ons - geven.
15
Boter en honing zal hij eten 35)
voordat hij de kennis heeft
om het kwade te verwerpen en het goede te kiezen.
16
Zeker, voordat de jongen de kennis heeft
om het kwade te verwerpen en het goede te kiezen
zal de akkergrond verlaten zijn
waar jij gruwt voor die twee koningen 36) ervan.
17
JHWH zal dagen laten komen
over jou, over je volk en over je vaderhuis
zoals ze niet gekomen zijn
vanaf de dag dat Efraim zich afscheidde 37) van Juda:
[en wel door] de koning van Assyrië! 38)
8:11 Want zo heeft JHWH tot mij gezegd 39)
bij het vatten van m’n 40) hand,
toen hij mij aanspoorde
niet te gaan in de weg van dit volk,
aldus:
12
Jullie moeten niet “een samenzwering!” zeggen
tegen alles waarvan dit volk “een samenzwering!” zegt
en zijn vrees niet vrezen,
noch huiveren.
13
JHWH der Legerscharen -
hèm moet je heiligen
híj moet jullie vrees zijn,
híj jullie huivering.
14
Hij zal tot heiligdom zijn,
en tot steen des aanstoots,
tot struikelblok,
voor de twee huizen van Israël;
tot valstrik en tot vangnet
voor de inwoner van Jeruzalem.
15
Velen van hen zullen struikelen
en vallen en zich stuklopen,
verstrikt raken en gevangen worden.

23 Zoals de eerdere tijd smaad bracht 41)
voor het land Zebulon en het land Naftali,
brengt de latere tijd eer over de weg aan de zee,
(het land) aan de overkant van de Jordaan,
het Galilea van de volkeren.
9:1 Het volk van wie gaan in donker, 42)
zij zien een groot licht.
Zij die verblijven in een land van doodsschaduw,
over hen gaat een licht gaat op.
2 U hebt het volk talrijk gemaakt,
zijn vreugde groot gemaakt,
zij verheugen zich voor uw aangezicht,
zoals men zich verheugt bij de oogst,
zoals men juicht, wanneer men de buit verdeelt.
3 Want het juk van zijn last
en de stang op zijn schouder,
de knuppel van wie hem voortdrijft,
hebt u verbroken als op Midiansdag.
4 Ja, elke schoen, die stampt met gedreun
en (elke) mantel, die in bloed gerold is,
in de brand ermee, een prooi van het vuur!
5 Ja, een kind is ons geboren,
een zoon is ons gegeven
en de heerschappij zal op zijn schouder rusten
en men riep zijn naam:
planner van wonderbaarlijke daden,
heldhaftige God,
vader voor eeuwig,
prins van de vrede,
6 om te vermeerderen de heerschappij
en om een vrede zonder einde
op de troon van David en diens koninkrijk;
om dat op te richten en te schragen
door recht en gerechtigheid
van nu af tot in eeuwigheid.
De ijver van JHWH Zebaot zal dit bewerkstelligen!

7 Een woord heeft de heer naar Jacob gezonden
het is geland 43) in Israël.
11:1 Er zal een scheut voortkomen uit de boomstronk van Isaï 44)
en een twijg uit zijn wortel zal vrucht dragen.
2 De geest van JHWH zal daarop rusten
geest van wijsheid en inzicht
geest van strategie en van macht
geest van kennis van en ontzag voor JHWH.
3 Zijn plezier ligt in het ontzag voor JHWH:
niet naar wat zijn ogen zien zal hij richten
en niet naar wat zijn oren horen zal hij [de zaken] rechtzetten.
4 Met gerechtigheid zal hij de geringen richten,
met billijkheid zal hij [de zaken] rechtzetten voor de armen van het land.
Hij zal het land slaan met de roede van zijn mond
en met de geest van wat zijn lippen [zeggen] zal hij de schurk doden.
5 Gerechtigheid zal de doek 45) om zijn heupen zijn
en trouw de doek om zijn lendenen.
6 De wolf zal bij het lam verblijven
en de panter zal bij het bokje neerliggen.
Kalf en leeuwenjong en mestvee [zijn] tezamen,
en een kleine jongen zal ze leiden.
7 De koe en de berin zullen grazen,
samen zullen hun jongen neerliggen
en de leeuw — 46) als het rund zal hij stro eten.
8 Dan zal een baby spelen bij het hol van een slang
en naar het nest van een gifslang zal een kleuter zijn hand uitstrekken.
9 Zij zullen geen kwaad doen en geen verwoesting aanrichten
op heel mijn heilige berg;
want vol zal de aarde zijn van het kennen van JHWH
zoals de wateren de zee[bodem] bedekken.
10 En het zal geschieden op die dag
dat de wortel van Isaï
— die staat als een banier voor de volkeren —
gezocht zal worden door de natiën
en zijn rustplaats 47) zal heerlijk zijn.
12:1 Je 48) zult op die dag zeggen: 49)
Ik loof je, JHWH,
dat je toornig bent geweest op mij
Je toorn heeft zich afgewend,
je hebt mij bemoedigd. 50)

2 Zie, de God van mijn bevrijding,
ik vertrouw op hem, beef dus niet voor hem,
want Jah JHWH 51) is mijn kracht en sterkte, 52)
hij is mij tot bevrijding geworden.

3 Jullie zult met vreugde 53) water scheppen
uit bronnen van bevrijding 54)
4 en jullie zult op die dag zeggen:
Looft JHWH, roept zijn naam uit,
maakt onder de volken zijn daden bekend, 55)
verkondigt dat zijn naam verheven is. 56)
5 Bezing JHWH,
want hij heeft zijn soevereiniteit bewezen:
Dit zij bekend op de hele aarde!
6 Juich en jubel, 57) bewoonster van Sion,
want groot in je midden is de Heilige van Israël.

1vertaling door Wout van der Spek
2Vertaling van Karel Deurloo
3Dit opschrift hoort niet alleen bij Jes. 2,2-5 maar bij veel meer dat volgt, het is dus wellicht beter het weg te laten bij de lezing van alleen deze verzen.
4Bergen en heuvels als metafoor voor de grote en de kleine koninkrijken.
5Het werkwoord n-h-r komt uiterst zelden voor; men denke echter aan de paradijselijke rivier in bv. Psalm 46. Deze rivier van volken stroomt de berg op.
6Nml. JHWH's wegen met Israël.
7Deze dubbelregel siert het gebouw van de VN in New York.
8In de zin van "onderwijzen in / trainen voor" de oorlog. De parafrase van de NBV is hier wel opmerkelijk slecht: 'geen mens zal meer weten wat oorlog is'.
9Citaten uit vers 3!
10Onvertaalbaar woordspel-citaat uit vers 3 be-orchotaw, "op zijn paden" wordt be-or', "in het licht van" [JHWH].
11De toegesprokene, die zo´n treurig lot wacht is telkens Sion, door wier poorten (eig. `openingen´) wij als het ware binnengaan en haar berooid op de grond zien zitten.
12vertaling door Pieter Lugtigheid
13Nu treden de vrouwen (vs. 16: `de dochters van Sion´) zelf op in deze `opengereten stad´, waarin nauwelijks mannen meer te vinden zijn, en die maar één man moeten delen, waarbij zij afzien van de traditionele verplichting van de man tot onderhoud van de vrouw ( Ex. 21:10 ). „Geef ons jouw naam” (lett. „Laat jouw naam over ons geroepen worden”) betekent de garantie dat de man verantwoording voor haar neemt en haar beschermt. In Deut. 28:10 betekent het welvaart, als Gods naam over Israël uitgeroepen is, vgl .Jes.43:7; in Jes. 63:19 klaagt de profeet, dat de treurige staat waarin Israël verkeert de indruk wekt, alsof Gods naam niet over zijn volk is uitgeroepen.
14vertaling door Pieter Lugtigheid
15In Jes. 2:2 vinden we `het zal geschieden op het tijdsmoment voorbij aan de dagen (van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia)´. Vervolgens vinden we in vs. 12 en 17 bij de woorden `op die dag´ twee noties: 1. het is een dag tegen alles wat hoog is en 2. alleen JHJW zal hoog verheven zijn. Deze uitdrukking heeft een eigen plaats in het boek Jesaja (van Wieringen: Jesaja, 41-42; ik telde er 46 in Jesaja 1-39 ), en behelst zowel bevrijding als verdoemenis. De uitdrukking is niet verbonden aan een bepaalde bedreiging (Assyrisch, Babylonisch), zo min als dit gedeelte tegen een bepaalde historische achtergrond geplaatst kan worden.
16Beuken, (HThKAT Jesaja 1-12 ) aan wie ik veel verheldering heb te danken voor deze passages, stelt voor om, tegen de achtergrond van het gebruik van uitspruiten met betrekking tot gerechtigheid ( Jes. 45:8 ; 61:11b) en de verbinding van `sier´ met `trots´ en `luister´ te denken aan een groep vromen, die wel in een rechte verhouding tot God en hun naasten staan.
17Hier wordt waarschijnlijk gezinspeeld op het opschrijven van namen in burgerlijke registers, zie bijvoorbeeld Ezra 2:62 ; Ez. 13:9 .
18De oproep, die JHWH deed (`wast u, reinigt u´, 1:16) heeft niets bewerkt. Nu bewerkt JHWH deze zelf.
19Het nieuwe begin ontstaat na reiniging; de nabijheid van Jhwh wordt nu uitgedrukt met woorden als wolk en vuur, die herinneren aan de uittocht ( Ex. 14:19 vv, 24; 19:9, 18; Num. 9:15 ), maar tevens aan het loofhuttenfeest (Lev .23:42).
20Vertaling van Eva-Martina Kindl. De colometrische indeling volgt M. L. FOLMER, A Literary Analysis of the ’Song of the Vineyard’ (Is 5: 1-7). In: Jaarbericht van het vooraziatisch-egyptisch genootschap EX ORIENTE LUX No. 29 (1985-1986). Leiden 1987, blz 107.
21Vertaling van Pieter Lugtigheid
22In het voorafgaande deel, Jes.5:7 wordt Israël de wijngaard genoemd van JHWH.
23Homer, bath en efa zijn inhoudsmaten. Een homer is 10 efa,( Ezechiël 45:11 ) bath is voor vloeistof, efa voor vaste stof. Homer niet te verwarren met omer die een tiende is van een efa. ( Exodus 16:33 ).
24Anderen leiden de vorm af van een woord dat mannen betekent.
25Keel: zie H.W. Wolff: Anthropologie des Alten Testaments v.a. p. 26! Anderen vertalen met „zich zelf” (SV) en varianten: NRSV: „Sheol has enlarged its appetite”
26Het Hebreeuws gebruikt bij de drie zelfstandige naamwoorden steeds een vrouwelijk bezittelijk voornaamwoord. Volgens NRSV is dit een verwijzing naar Jerusalem (vrouwe Sion).
27vertaling van Karel Deurloo
28d.w.z. waar en hoe je maar wilt.
29Zodat zij te vermoeid zijn om iets te doen, vgl. bijv. Jes. 16,12 .
30Onze vaste vertaling voor אֲדֹנָי.
31De of een. Omdat het staat in de context van het Huis van David, (een gegeven waarvan ook Mat. 1,20 gebruik maakt) gekozen voor de.
32עַלְמָה (9x) vgl. bijv. Spr. 30,19 ; Ex. 2,8 . Jonge vrouw vóór de geboorte van haar eerste kind. Ook παρθενος (LXX)‚ kan dat betekenen.
33Of jij (Septuagint) of men, vgl. Mat. 1,23 .
34`Met ons is [de Opper-] God´; een kwestieuze, ev. claimende naam, maar dubbelzinnig, vgl. Jes. 8,8 .10. (vgl. Jes. 5,16: El geclaimed door JHWH). Volgens Mat.1,23 mag maar één kind zo heten.
35D.w.z. overvloed (vgl. Ex. 3,6 ), die hier dubbelzinnig uitpakt, vgl Jes. 7,21-25 .
36Pekah en Rezin, vgl. Jes. 7,1 ; 2 Kon. 16,5.
37Zie 1 Kon 16.
38Zie Jes. 8,5-8 .
39vertaling van Wim Vroom
40letterlijk: de hand
41Vertaling van Pieter Lugtigheid.
42Vertaling van Pieter Lugtigheid
43letterlijk: gevallen
44vertaling door Joep Dubbink
45NBG: gordel; het is echter geen wapengordel maar een `schaam- of lendendoek´, het kledingstuk dat het dichtst op de huid wordt gedragen. Zo `hautnah´ is hem de gerechtigheid.
46Deze lichte anakolouth heeft m.i. het Hebreeuws ook: de koning der dieren vormt een climax. `En de leeuw dan? — Nou, die zal stro eten!
47Vgl. het `rusten´ in vs. 2.
48"Die Anrede geht an das Volk der Zukunft im Volk der Gegenwart" (Franz Delitzsch, Das Buch Jesaia [Leipzig 4 1889])
49vertaling van Cees van Duin
50Ik volg hier Delitzsch, die voor deze weergave van de werkwoordsvormen verwijst naar Job 4,2 ; Deut 32,8,18 ; Ps 18,12
51Vergelijk Jes 26,4
52Vergelijk Exodus 15,2
53Vergelijk Jes 35,10
54Hoewel hier waarschijnlijk een vertaling als stond hier een hendiadys niet zou misstaan (bevrijdende bronnen), is het toch gewenst het woord bevrijding hier te laten staan om te laten uitkomen dat dit in deze passage een/het sleutelwoord is. Vergelijk Jer 2,13
55Vergelijk Ps 105,1
56Vergelijk Ps 148,13
57Vergelijk Jes 24,14 en 51,1