+
+ Oude Testament
+ Deuterocanonieke boeken
+ Nieuwe Testament |
|
3:1 |
Ziet 1) welk een liefde 2) ons de vader ons heeft gegeven 3),
dat wij kinderen 4) van God 5) genoemd worden
en dat zijn wij ook 6).
Daarom kent 7) de wereld 8) ons niet,
omdat ze hem niet heeft leren kennen.
|
2 |
Geliefden, nu zijn we al kinderen 9) van God
en dan is nog niet eens verschenen 10) wat wij zullen zijn;
maar wij weten dat, als hij verschenen 11) zal zijn,
wij hem gelijk zullen zijn 12),
want wij zullen hem zien 13) zoals hij is.
|
3 |
Ieder die deze hoop op hem gevestigd heeft,
zuivert 14) zich, zoals hij zuiver 15) is.
|
4 |
Ieder die de zonde 16) doet,
doet ook de wetteloosheid 17)
en de zonde is de wetteloosheid 18).
|
5 |
Jullie weten
dat hij is verschenen 19)
om de zonden weg te nemen
en in hem is geen zonde 20).
|
6 |
Ieder die in hem blijft,
zondigt 21) niet;
ieder die zondigt 22),
heeft hem niet gezien 23)
en hem niet gekend 24).
|
7 |
Kinderen, laat niemand jullie misleiden 25).
Wie de gerechtigheid 26) doet,
is een gerechte,
zoals hij een gerechte is.
|
8 |
Wie de zonde 27) doet,
is uit de duivel,
want van den beginne 28) zondigt de duivel.
Daartoe is de Zoon van God verschenen 29):
om de werken van de duivel te ontbinden 30).
|
18 |
Kinderen 31), laten wij niet liefhebben met woorden,
of met de tong, maar metterdaad en waarachtig.
|
19 |
Daardoor zullen we weten dat we uit de waarheid zijn
en zullen we er tegenover hem van harte overtuigd zijn
|
20 |
dat wanneer ons hart ons veroordeelt
God groter is dan ons hart en alles weet.
|
21 |
Geliefden, wanneer ons hart ons niet veroordeelt,
hebben wij vrijmoedigheid tegenover God
|
22 |
en wat wij vragen ontvangen wij van hem,
want wij bewaren zijn geboden
en wat goed is voor zijn aangezicht, dat doen wij.
|
23 |
En dit is zijn gebod: dat wij vertrouwen stellen
op de naam van zijn zoon Jezus Christus
én dat wij elkaar liefhebben
zoals hij ons heeft opgedragen.
|
24 |
Wie zijn geboden bewaart, blijft in hem en hij in hem.
Hieraan weten wij dat hij in ons blijft:
uit de geest die hij ons heeft gegeven. |
1 | vertaling van Frans Wiersma |
2 | ἀγάπη liefde, goedgezindheid, liefdadigheid |
3 | perfectum als durativum |
4 | τέκνα, heel vaak gebruikt als uiting van goede relatie; niet υἱός, zoals Pls. Samen met τέκνα door elkaar gebruikt |
5 | cf.
1Joh. 2:29 - uit God geboren |
6 | Gods woord is een werkwoord cf. dabar |
7 | γινώσκω, ook vs.6: kennen in alle betekenissen, verstaan, begrijpen, waarderen, geslachtelijk kennen, |
8 | κόσμος |
9 | τέκνα |
10 | φανερόω — cf. 2: 28; hier 2x, in vss.5 en 8; (ver)schijnen i.v.m. licht (Mat2:7), stralen, zichtbaar worden (Mk16:9), licht geven |
11 | φανερόω |
12 | cf.
2Kor. 3:18 |
13 | cf. Apocalyps passim en ook
Mat. 5:8 |
14 | ἁγνίζω cultisch rein zijn, hebr. קָדַשׁ;
Joh. 11:55 ;
Hand. 21:24,26,
Hand. 24:18 (cf.
Num. 6 )
Jak. 4:8 ; 1Petr. 1:22;
1Joh. 3:3 |
15 | ἁγνός |
16 | ἁμαρτία in LXX syn. aan ἀνομία; ἁμαρτία elke misslag of dwaling = hebr. zowel חַטָּאת als עָוֺן; "niet tot bestemming komen" Deurloo |
17 | ἀνομία > zonde, = hebr. ook zowel חַטָּאת als עָוֺן; cf
2Kor. 6:14 als tegenstelling tot δικαιοσύνη |
18 | beide nadrukkelijk met lidwoord, want het gaat om het tegen-God-zijn. Cf. 1Q3 20,21, de zonen der boosheid |
19 | φανερόω |
20 | ἁμαρτία |
21 | ἁμαρτάνω |
22 | ἁμαρτάνω |
23 | perfectum als durativum |
24 | γινώσκω |
25 | πλανάω |
26 | δικαιοσύνη |
27 | ἁμαρτία |
28 | ἀπ’ ἀρχῆς |
29 | φανερόω |
30 | λύω losmaken, bevrijden, ontbinden |
31 | vertaling van Jaap Goorhuis |
|