|
13:17 |
En het geschiedde toen Farao het volk heenzond, en God leidde hen niet de weg van het land van de Filistijnen 1)
ofschoon die nabij was,
want God zei: anders zou het volk spijt 2) krijgen bij het zien van strijd 3) en terugkeren naar Egypte.
|
18 |
En God deed het volk een omweg volgen de weg van de woestijn van de Rietzee
en in groepen 4) van vijftig gingen de zonen van Israël op uit het land Egypte.
|
19 |
En Mozes nam de beenderen van Jozef met zich
want hij had de zonen van Israël een eed laten zweren, zeggende:
"God zal werkelijk naar jullie omzien
en jullie zullen mijn beenderen hiervandaan opbrengen met jullie".
|
20 |
En zij reisden verder uit Sukkot
en zij sloegen 5) hun kamp op in Etam
aan de rand van de woestijn.
|
21 |
En JHWH was overdag gaande voor hen uit, in een wolkzuil om hen te leiden 6) de weg
en 's nachts in een vuurzuil om hen te verlichten
om overdag en 's nachts te gaan.
|
22 |
Niet week de wolkzuil overdag
en de vuurzuil 's nachts
voor het aanschijn van het volk. [Petoecha] |