+
+ Oude Testament
+ Deuterocanonieke boeken
+ Nieuwe Testament |
|
25:19 |
Dit zijn de verwekkingen van Isaak, de zoon van Abraham. 1)
Abraham verwekte Isaak.
|
20 |
Isaak was veertig jaar oud
toen hij Rebekka, de dochter van Betuël, de Arameeër uit Paddan Aram
de zuster van Laban, de Arameeër
voor zich tot vrouw nam.
|
21 |
Isaak smeekte JHWH met het oog op zijn vrouw
want zij was onvruchtbaar.
JHWH ging op zijn smeken in
en Rebekka, zijn vrouw, werd zwanger.
|
22 |
De zonen stootten 2) elkaar weg binnen in haar.
Ze zei:
Als het zo zit
wat moet ik dan? 3)
En ze ging om JHWH te bevragen.
|
23 |
JHWH zie tot haar:
Twee naties zijn er In je schoot
Twee volkeren zullen vanuit je lijf scheiden. 4)
Het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk.
Groot zal klein dienen.
|
24 |
Haar dagen werden vervuld dat zij zou baren
en daar was een tweeling in haar buik.
|
25 |
De eerste kwam eruit, roodachtig
geheel als een haren mantel was hij.
Ze gaven hem de naam Esau, Ruige.
|
26 |
Daarna kwam zijn broeder eruit
zijn hand vastgeklemd aan Esaus hiel.
Men gaf hem de naam Jakob, Beetnemer.
Isaak was zestig jaar oud, toen zij hen baarde.
|
27 |
De jongens werden groot.
Esau werd een man die wist van jagen
een man van het veld.
Jakob werd een man van eenvoud
hij verbleef bij de tenten.
|
28 |
Isaak had Esau lief
want wildbraad, dat smaakte hem!
Maar Rebekka had Jakob lief.
|
29 |
Toen Jakob eens een gerecht 5) aan het koken was
kwam Esau van het veld:
hij was uitgeput.
|
30 |
Esau zei tot Jakob:
Laat mij toch slurpen van dat rode, dat rode daar
want ik ben uitgeput!
- Daarom noemt men 6) hem Edom, Rode. -
|
31 |
Jakob zei:
Verkoop dan meteen vandaag je eerstelingschap aan mij!
|
32 |
Esau zei:
Zie, sterven ga ik!
Wat moet ik met eerstelingschap! 7)
|
33 |
Jakob zei:
Zweer het mij meteen vandaag!
Hij zwoer het hem
en verkocht zijn eerstelingschap aan Jakob.
|
34 |
Jakob gaf Esau brood en het linzengerecht.
Hij at en dronk
hij stond op en hij ging
Zo verachtte Esau het eerstelingschap. |
1 | 19-34 vertaling door Karel Deurloo |
2 | Hitpa'el , alleen hier. |
3 | Vgl 25,32! |
4 | פרד een belangrijk Genesiswoord, vgl 13,9vv. Zie voorts 13,6, 36,7; Psalm 132. |
5 | Eén van de markerende woorden die twee maal voorkomen; naast het woord dat vier maal voorkomt: jouw eerstelingschap, eerstelingschap, zijn eerstelingschap, het eerstelingschap [ beter dan >eerstgeboorterecht' want het gaat om de rechten én plichten van de zoon die als eerste is geboren]. |
6 | In dit eerste verhaal over de broeders krijgt Esau al zijn volksnaam. Jakob ontvangt zijn volksnaam Israël pas aan pas aan het eind,
Gen. 32 . Het is volstrekt onjuist hier in te voegen >ook wel", zoals de NBV doet. Jakob heet immers beslist niet ook wel Israël. |
7 | De NBV volgt hier de onjuiste parafrase van de GNB. Voor de ongewone constructie ×Ö¸× Ö¹×›Ö´Ö¥×™ הֹולֵ֖ךְ לָמ֑וּת vgl Gen 15:2. Alle eerstelingen sterven [vgl het refrein van
Gen. 5 ]. Dus: Laten we eten en drinken en vrolijk zijn |
|