1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 13 %
|
26:1 |
In het begin van het koningschap van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda
kwam dit woord van de kant van JHWH: 1)
|
2 |
Zo zegt JHWH:
Ga in de voorhof van het huis van J HWH staan
en spreek over 2) al de steden van Juda
die zich komen neerbuigen in het huis van J HWH
al de woorden die ik je geboden heb tot hen te spreken;
houd er geen woord van terug!
|
3 |
Misschien zullen zij gehoor geven en zich omkeren
een ieder van zijn kwade weg;
dan zal ik berouw hebben over het kwaad
dat ikzelf gedacht had hen aan te doen
vanwege het kwaad van hun daden.
|
4 |
Je zult tot hen zeggen:
Zo zegt JHWH:
Als jullie niet naar mij horen
door te wandelen naar mijn onderwijzing
die ik jullie voorgelegd heb
|
5 |
[namelijk] door te gehoor te geven aan de woorden
van mijn knechten de profeten
die ik tot jullie zond,
— ik stond vroeg op en zond [ze] 3) maar jullie hoorden niet —
|
6 |
dan zal ik dit huis maken als Silo
en deze stad zal ik maken tot een verwensing 4)
voor alle natiën der aarde.'
|
7 |
De priesters, de profeten en heel het volk
hoorden Jeremia deze woorden spreken in het huis van JHWH.
|
8 |
Het geschiedde toen Jeremia klaar was met het spreken
van al wat JHWH hem geboden had te spreken tot heel het volk
dat de priesters, de profeten en heel het volk hem grepen, en zeiden:
|
9 |
Waarom heb je in de naam van JHWH geprofeteerd:
'Als Silo zal dit huis worden
en deze stad wordt verwoest, zodat niemand er meer woont'!?
En heel het volk kwam bijeen tegen 6) Jeremia in het huis van J HWH.
|
10 |
De leiders van Juda hoorden deze woorden 7)
ze gingen op van het huis van de koning naar het huis van JHWH
en zetten zich bij de ingang van de nieuwe poort van [het huis van] JHWH.
|
11 |
Toen zeiden de priesters en de profeten tot de vorsten en tot heel het volk:
Een doodvonnis voor deze man!
— omdat hij over deze stad geprofeteerd heeft
zoals jullie met eigen oren hebben gehoord.
|
12 |
Toen zei Jeremia tot alle vorsten en tot heel het volk:
JHWH heeft mij gezonden om over dit huis en deze stad
al de woorden te profeteren die jullie hebben gehoord.
|
13 |
Nu dan, maak góed jullie wegen en jullie daden
en geef gehoor aan de stem van J HWH jullie God;
dan zal J HWH berouw hebben over het kwaad
dat hij tot 8) jullie gesproken heeft.
|
14 |
En ik, ik ben in jullie hand;
doe met mij, wat goed en terecht is in jullie ogen.
|
15 |
Weet evenwel goed dat, als jullie mij doden,
jullie onschuldig bloed brengen
over jullie zelf, over deze stad en de inwoners ervan;
want in waarheid heeft JHWH mij tot jullie gezonden
om ten aanhoren van jullie al deze woorden te spreken. |
1 | vertaling van Joep Dubbink |
2 | Of: tot, maar dan moet er ×ל in plaats van על gelezen worden. Vgl. LXX, die een dativus heeft, net als in slot van het vers, 'tot hen'. Voor de auteur van dit hoofdstuk lijken ×ל en על wel vaker uitwisselbaar, vlg. vs. 9. |
3 | NaBij: onverdroten zond ik ze. |
4 | Het woord 'vloek' reserveren voor ×רר. |
5 | NaBij: Dood! Jij moet dood! |
6 | Emendeer על voor ×ל, met vele vertalingen (SVV, NBG51, NBV en NaBij): gezien het feit dat in vs. 8 al heel het volk Jeremia grijpt, is 'men kwam tot hem' met positieve connotatie niet logisch. |
7 | Het gaat hier natuurlijk om de bedreigende woorden van de religieuze leiders (priesters, profeten) en er wordt gespeeld met het 'horen naar woorden': de politieke leiders, die niet aanwezig waren blijken wél te horen, terwijl de in de tempel aanwezige priesters en profeten horende doof zijn. |
8 | Ook hier zou 'tegen' logischer zijn, dus weer על voor ×ל, met steun van de LXX, maar ik zie af van emendatie omdat de MT niet onmogelijk of onbegrijpelijk is. |