+
+ Oude Testament
+ Deuterocanonieke boeken
+ Nieuwe Testament |
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 13 %
|
7:1 |
Het woord, dat gekomen is tot Jeremia van JHWH, en (dat) zegt: 1)
|
2 |
Ga staan in de poort van het huis van JHWH
en roep daar dit woord uit, en zeg:
Hoor het woord van JHWH, heel Juda,
(jullie) die komen in deze poorten,
om je neer te buigen voor JHWH.
|
3 |
Zo zegt JHWH van de machten, de god van Israël:
Maak goed jullie wegen en jullie daden
dan zal ik jullie laten wonen 2) op deze plaats.
|
4 |
Vertrouw niet op leugenwoorden, die zeggen:
de tempel van J HWH
de tempel van J HWH
de tempel van J HWH is dit! 3)
|
5 |
Voorwaar, als jullie werkelijk goed maken jullie wegen en jullie daden
als jullie werkelijk recht doen tussen een mens en zijn naaste
|
6 |
vreemdeling, wees en weduwe niet verdrukken
geen onschuldig bloed vergieten op deze plaats
en niet achter andere goden aan lopen, tot kwaad voor jezelf,
|
7 |
dán zal ik jullie doen wonen op deze plaats
in het land dat ik gegeven heb aan jullie (voor)vaders
van eeuwigheid tot eeuwigheid.
|
8 |
Zie, jullie vertrouwen op leugenwoorden die niet baten:
|
9 |
Wat?! 4)
Stelen
doodslaan
en echtbreken
en leugenachtig zweren
en rookoffers brengen voor de Baäl
en andere goden achterna lopen die jullie niet gekend hebben
|
10 |
en dán komen jullie,
en staan voor mijn aangezicht
in dit huis, waarover mijn naam is uitgeroepen
en zeggen:
om al die gruwelijke dingen te doen?!
|
11 |
Is dan in jullie ogen
dit huis, waarover mijn naam is uitgeroepen
een rovershuis?
Zie, ik heb het zeker 6) gezien —
uitspraak van JHWH.
|
23 |
Maar voorwaar, dít woord 7) heb ik hun geboden:
Geef gehoor aan mijn stem
dan zal ik jullie tot God zijn
en jullie zullen mij tot volk zijn;
en ga op elke weg, die ik jullie gebied
opdat het jullie goed gaat.
|
24 |
Maar zij gaven geen gehoor
en zij spitsten hun oren niet
maar ze gingen huns weegs, naar de verstoktheid van hun kwade hart
en gingen achteruit en niet vooruit.
|
25 |
Vanaf de dag dat jullie vaderen uittrokken uit Egypte
tot op vandaag
heb ik al mijn knechten, de profeten, 8) naar jullie gestuurd;
bijtijds 9) stuurde ik ze.
|
26 |
Maar zij gaven geen gehoor aan mij
en spitsten hun oren niet
maar zij bleven hardnekkig
en deden meer kwaad dan hun vaderen.
|
27 |
Je moet al deze woorden tot hen spreken
maar ze zullen jou geen gehoor geven;
je zult tot hen roepen
maar ze zullen je niet antwoorden.
|
28 |
Dan zul je tot hen zeggen:
Dit is het heidenvolk 10) dat geen gehoor geeft
aan de stem van J HWH zijn God.
en geen correctie aanneemt;
weg is de betrouwbaarheid 11)
verdwenen uit hun mond. |
1 | לֵאמֹֽר kan ook onvertaald blijven, vanwege vs. 4 waar het wel vertaald moet worden hier ook weergegeven. Vertaling van Joep Dubbink |
2 | Het is mogelijk anders te vocaliseren en met behoud van dezelfde consonanten een qal te lezen in plaats van de pi´el van de Masoreten; ×ת wordt dan niet opgevat als nota objectie maar als voorzetsel: `dan zal ik (JHWH) bij jullie wonen.´ Zo Vulgaat, `habitabo vobiscum´ en Aquila. Deze oplossing werd onlangs nog verdedigd door C.G. den Hertog (Alef Beet 23/2, dec. 2013, 6-8). Mijn keuze voor de pi. berust op de gelijke constructie in vers 7, waar het noemen van de landbelofte wel heel aannemelijk maakt dat `jullie´ het object zijn. Beide keren verschillend vocaliseren (zo Holladay, Jeremiah 1, 237) lijkt te onwaarschijnlijk. |
3 | Lett. `deze´ (plur.), vanwege de meerdere gebouwen, `tempelcomplex´. |
4 | Het vraagpartikel ×”Ö°Ö· heeft hier volgens Joüon (§ 161b) de functie van een uitroep, vgl. Buber en NGB51 — met dank aan Willem Pel. |
5 | Dit citaat van Jeremia´s tegenstanders zou door kunnen lopen tot en met de volgende regel, dan ongeveer: `wij zijn gevrijwaard om al die dingen te doen´ (we ontvangen namelijk verzoening via de tempelcultus). Vanwege de plaatsing van de atnach na `geborgen´ lijkt het citaat zich tot één Hebreeuws woord te beperken, maar hoe dan ook is er sprake van ironie: menen jullie werkelijk dit te kunnen doen…? |
6 | Dit zinnetje wordt verschillend geïnterpreteerd: i. `Ik kan óók zien, ik ben niet blind! Ik doorzie jullie bedoelingen´ ii. `Ik heb het ook gezien, hoe jullie de tempel bekijken'; iii. `Als jullie de tempel als rovershol beschouwen, welnu, ik ook!´ Den Hertog, a.w. 10-12, betoogt dat het partikel ×’× hier niet `ook, zelfs´ betekent, maar als benadrukking moet worden gezien: `Wat mij betreft, voilà , ik heb het gezien!´ Qua betekenis ligt het allemaal heel dicht bij elkaar. |
7 | Minder fraai Nederlands, maar vgl. de ‘woorden’ in vs. 22, die JHWH niet geboden heeft: dit wél. |
8 | Staande uitdrukking in Jeremia, o.a. 25,4; 26,5; 29,19; 35,15; 44,4. |
9 | Lett. vroeg opstaand, NaBij ‘vroeg op de dag.’ De nadruk ligt op niet op de herhaling (NBV: telkens weer) maar op het feit dat JHWH niet laks is geweest. |
10 | Met dank aan NaBij! |
11 | Waarheid kan ook maar is abstracter. ‘emet’ is tastbaarder en concreter. |
|