|
13:1 |
Voor het feest van Pasen,
toen Jezus wist dat zijn uur gekomen was
om over te gaan van deze wereld naar de Vader,
heeft hij zijn eigen [mensen]
die hij liefhad in de wereld,
liefgehad tot het uiterste [einde].
|
2 |
Toen de maaltijd begonnen was
en de duivel reeds Judas Iskariot, zoon van Simon,
in het hart gegeven had om hem over te leveren,
|
3 |
en wetend dat de Vader hem alles in handen had gegeven
en dat hij van God kwam
en naar God heen zou gaan,
|
4 |
stond hij op van de maaltijd,
legde zijn kleren af
en omgordde zich met een linnen doek.
|
5 |
Vervolgens goot hij water in het wasbekken
en begon hij de voeten van de leerlingen te wassen
en af te drogen met de linnen doek
waarmee hij zich had omgord.
|
6 |
Toen kwam hij bij Simon Petrus;
die zei tegen hem:
Heer, u wast mij de voeten?!
|
7 |
Jezus antwoordde en zei tegen hem:
Wat ik doe, begrijp je nu niet;
hierna zul je het inzien.
|
8 |
Zegt Petrus tegen hem:
U zult me niet de voeten wassen, in eeuwigheid!
Jezus antwoordt hem:
Als ik je niet was,
zul je geen deel hebben met mij.
|
9 |
Zegt tot hem Simon Petrus:
Heer, niet alleen mijn voeten,
maar ook m´n handen en m´n hoofd!
|
10 |
Zegt Jezus tot hem:
Wie gebaad heeft,
heeft niet nodig gewassen te worden,
behalve de voeten,
want hij is helemaal rein;
en jullie zijn rein,
maar niet allen.
|
11 |
Hij wist namelijk wie hem ging overleveren;
daarom zei hij:
jullie zijn niet allen rein.
|
12 |
Toen hij hun voeten gewassen had,
nam hij zijn kleren en ging weer aanliggen
en zei tot hen:
zien jullie in
wat ik aan jullie gedaan heb?
|
13 |
Jullie noemen mij: meester, en: heer;
dat zeg je goed, want dat ben ik.
|
14 |
Als ik nu, jullie heer en meester,
jullie voeten gewassen heb,
behoren ook jullie elkaar de voeten te wassen.
|
15 |
Een voorbeeld gaf ik jullie,
opdat jullie óók doen
zoals ik aan jullie heb gedaan.
|
16 |
Waarlijk ik zeg jullie:
geen knecht is groter dan zijn heer
en geen gezant groter dan wie hem zendt;
|
17 |
als jullie dat weten,
zijn jullie zalig als je het doet. |