|
17:1 |
Hij 1) zei echter tot zijn leerlingen:
Het is niet aannemelijk,
dat er geen hinderpalen komen,
maar o wee, door wie ze komen !
|
2 |
Die was beter af geweest
als hij met een molensteen om z´n nek gehangen
in zee gesmeten was,
dan dat hij één van deze kleinen zou verhinderen.
|
3 |
Let goed op jezelf !
Als je broeder zondigt: bestraf hem.
En als hij tot omkeer komt: vergeef hem.
|
4 |
Ook als hij zeven maal per dag tegen jou zondigt,
en zeven maal wendt hij zich naar jou toe
en zegt: ik keer om —
je zult hem vergeven.
|
5 |
De apostelen 2) dan zeiden tot de Heer:
Voeg ons geloof toe... !
|
6 |
De Heer zei echter:
Als je geloof hebt als een mosterdzaad,
je zou tegen deze moerbeiboom zeggen:
word ontworteld 3) en in de zee geplant 4) —
en hij zou jullie gehoorzamen !
|
7 |
Evenwel, wie van jullie,
die een slaaf 5)heeft,
die, nadat hij geploegd of de kudde geweid heeft,
van het veld bij hem binnenkomt,
zal dan tot hem zeggen:
Kom er dadelijk 6) bij en ga aanliggen aan tafel ?
|
8 |
Zal hij hem daarentegen niet zeggen:
Maak iets gereed, dat ik het avondmaal kan gebruiken,
en doe je voorschort om en bedien mij,
tot ik gegeten en gedronken heb,
en hierna zal jij eten en drinken.
|
9 |
Hij zal de slaaf toch zeker niet dankbaar zijn,
omdat hij deed wat opgedragen was ?
|
10 |
Zo ook jullie,
wanneer jullie gedaan hebben,
alles wat jullie opgedragen was, zeg dan:
Wij zijn maar ongeschikte 7) slaven,
en we hebben gedaan, wat wij verschuldigd waren te doen!
|
11 |
Het gebeurde tijdens de reis naar Jeruzalem,
dat hij tussen Samaria en Galilea doorging.
|
12 |
En toen hij een zeker dorp in ging,
kwamen hem tien melaatse mannen tegemoet,
die op afstand bleven staan.
|
13 |
En dezen verhieven hun stem, zeggend:
Jezus, meester, ontferm u over ons.
|
14 |
Hij zag het en zei tot hen:
Ga op reis om jezelf aan de priesters te tonen !
|
15 |
Het gebeurde terwijl zij heengingen,
dat zij gereinigd werden.
Eén van hen evenwel,
toen hij zag,
dat hij genezen was,
keerde terug,
|
16 |
terwijl hij met luide stem God verheerlijkte.
En hij viel op zijn gezicht aan zijn voeten,
om hem dank te brengen !
En deze was een Samaritaan.
|
17 |
Jezus evenwel antwoordde en zei:
Zijn er geen tien rein geworden,
waar zijn de negen?
|
18 |
Is er niemand anders gevonden
om terug te keren
en aan God de eer te geven,
dan alleen deze vreemdeling ?
|
19 |
En hij zei tot hem:
Kom overeind en ga op reis!
Je geloof heeft je bevrijd. |
1 | vertaling van Leen de Ronde |
2 | de gehele perikoop staat in het teken van het apostolaat, als de moerbeiboom van Israel door geloofsgehoorzaamheid midden in de volkerenzee wordt geplant. |
3 | lijkt qua woordklank ook op `wegsmijten´ van vs. 2 |
4 | het geplant worden in zee staat tenslotte toch juist tegenover het wegsmijten van vs. 2 |
5 | gezien de context beter te vertalen met `slaaf´ dan met `knecht´ |
6 | De apostolische tijd zal langer duren dan aanvankelijk gedacht |
7 | in de betekenis van: onbeduidend, sjofel, vgl LXX II Sam. 6: 22 |