+
+ Oude Testament
+ Deuterocanonieke boeken
+ Nieuwe Testament |
|
17:1 |
Hij 1) zei echter tot zijn leerlingen:
Het is niet aannemelijk,
dat er geen hinderpalen komen,
maar o wee, door wie ze komen !
|
2 |
Die was beter af geweest
als hij met een molensteen om z´n nek gehangen
in zee gesmeten was,
dan dat hij één van deze kleinen zou verhinderen.
|
3 |
Let goed op jezelf !
Als je broeder zondigt: bestraf hem.
En als hij tot omkeer komt: vergeef hem.
|
4 |
Ook als hij zeven maal per dag tegen jou zondigt,
en zeven maal wendt hij zich naar jou toe
en zegt: ik keer om —
je zult hem vergeven.
|
5 |
De apostelen 2) dan zeiden tot de Heer:
Voeg ons geloof toe... !
|
6 |
De Heer zei echter:
Als je geloof hebt als een mosterdzaad,
je zou tegen deze moerbeiboom zeggen:
word ontworteld 3) en in de zee geplant 4) —
en hij zou jullie gehoorzamen !
|
7 |
Evenwel, wie van jullie,
die een slaaf 5)heeft,
die, nadat hij geploegd of de kudde geweid heeft,
van het veld bij hem binnenkomt,
zal dan tot hem zeggen:
Kom er dadelijk 6) bij en ga aanliggen aan tafel ?
|
8 |
Zal hij hem daarentegen niet zeggen:
Maak iets gereed, dat ik het avondmaal kan gebruiken,
en doe je voorschort om en bedien mij,
tot ik gegeten en gedronken heb,
en hierna zal jij eten en drinken.
|
9 |
Hij zal de slaaf toch zeker niet dankbaar zijn,
omdat hij deed wat opgedragen was ?
|
10 |
Zo ook jullie,
wanneer jullie gedaan hebben,
alles wat jullie opgedragen was, zeg dan:
Wij zijn maar ongeschikte 7) slaven,
en we hebben gedaan, wat wij verschuldigd waren te doen!
|
1 | vertaling van Leen de Ronde |
2 | de gehele perikoop staat in het teken van het apostolaat, als de moerbeiboom van Israel door geloofsgehoorzaamheid midden in de volkerenzee wordt geplant. |
3 | lijkt qua woordklank ook op `wegsmijten´ van vs. 2 |
4 | het geplant worden in zee staat tenslotte toch juist tegenover het wegsmijten van vs. 2 |
5 | gezien de context beter te vertalen met `slaaf´ dan met `knecht´ |
6 | De apostolische tijd zal langer duren dan aanvankelijk gedacht |
7 | in de betekenis van: onbeduidend, sjofel, vgl LXX II Sam. 6: 22 |
|