+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
1 Korintiërs
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 27 %
1Kor. 1-4,
1:1 Paulus 1), tot apostel van Christus Jezus geroepen door de wil van God,
en Sosthenes, de broeder,
2 aan de gemeente van God
die is in Korinthe,
aan de geheiligden in Christus Jezus,
geroepen heiligen,
samen met allen
die op elke plaats de naam aanroepen
van onze Heer Jezus Christus,
hun en onze Heer.
3 Genade zij met jullie,
en vrede,
van God, onze vader,
en van de Heer Jezus Christus.
4 Ik dank mijn God te allen tijde voor u,
vanwege de genade van God,
die u gegeven is in Christus Jezus,
5 omdat jullie in alles rijk begiftigd zijn
in hem,
in alle woorden en alle kennis,
6 gelijk de getuigenis van Christus bevestigd 2) is
onder jullie,
7 zodat het jullie ontbreekt aan geen enkele genadegave,
terwijl jullie de openbaring van onze Heer Jezus Christus verwachten.
8 Hij zal jullie ook bevestigen 3) ten einde toe,
zodat gij onberispelijk zijt 4) op de dag van onze Heer Jezus (Christus).
9 Getrouw is God,
door wie jullie geroepen zijn tot gemeenschap met zijn zoon Jezus Christus,
onze Heer.
10 Ik 5) roep jullie op, broeders en zusters 6)
in de naam van onze Heer Jezus Christus 7):
zeg allemaal hetzelfde
laat er onder jullie geen scheuringen zijn
en wees toegerust met dezelfde gezindheid/geest en dezelfde inzicht/kennis. 8)
11 Mij is namelijk over jullie duidelijk gemaakt, broeders en zusters van mij,
door de mensen van Chloë,
dat er onder jullie twisten zijn.
12 Ik bedoel dit,
dat ieder van jullie [maar wat] zegt:
ik ben van/hoor bij Paulus,
ik van/bij Apollo,
ik van/bij Kefas,
ik van/bij Christus.
13 Is de Christus dan in stukken verdeeld?
Is Paulus soms voor jullie gekruisigd?
Of zijn jullie in de naam van Paulus gedoopt? 9)
14 God zij dank 10)
heb ik niemand van jullie gedoopt, behalve Crispus en Gajus.
15 Dus niemand van jullie kan/mag zeggen
dat hij in mijn naam is gedoopt.
16 Goed/Ja, ik heb ook het huis van Stefanas gedoopt;
verder zou ik niet weten
of ik nog iemand heb gedoopt.
17 Want 11) Want Christus heeft mij niet uitgezonden om te dopen,
maar om het goede bericht te brengen 12)
niet met de wijsheid 13) van het spreken 14),
opdat het kruis van de 15) Christus niet leeg 16) gemaakt wordt.
18 Want dat spreken van het kruis,
dat is voor hen die verloren lopen 17) wel dwaasheid,
maar het is voor hen die bevrijd worden, voor ons, Gods kracht.
19 Want er is geschreven:
Ik zal de wijsheid van de wijzen verloren laten gaan,
en het verstand van de verstandigen zal ik afschaffen. 18)
20 Waar is de wijze?
waar de schriftgeleerde?
waar de discussieerder 19) van deze eeuw 20)?
Heeft God niet de wijsheid van deze wereld dwaas gemaakt?
21 Want omdat het in de wijsheid van God zo is
dat de wereld door de wijsheid God niet kende,
leek het God goed toe 21)
om door de dwaasheid van de 22) verkondiging
hen die vertrouwen te bevrijden.
22 Immers: Joden vragen 23) om tekens
en Grieken zoeken 24) wijsheid 25) '
23 maar wij verkondigen een gekruisigde Christus,
voor Joden een schandaal 26),
voor volken 27) een dwaasheid,
24 maar voor hen die geroepen zijn
- Joden en Grieken -
een Christus 28) als Gods kracht en Gods wijsheid;
25 dat is zo
omdat het dwaze van God wijzer is dan de mensen,
en het zwakke van God sterker dan de mensen.
26 Kijk 29) immers maar naar jullie roeping, broeders,
naar wat jullie uit jezelf waren: niet vele wijzen,
niet vele machtigen,
niet vele aanzienlijken.....
27 Maar God verkoos het dwaze van de wereld,
om de wijzen te beschamen,
en het zwakke van de wereld heeft God uitverkoren,
28 om het sterke te beschamen,
God verkoos het onaanzienlijke en verachte van de wereld
dat wat niets is,
om dat wat iets is uit te schakelen.
29 opdat geen enkel mens zich tegenover God
zou beroemen op zichzelf.
30 Door Hem zijn jullie in Christus Jezus,
die ons geworden is
tot wijsheid uit God,
gerechtigheid en heiliging en verlossing,
31 opdat het zal zijn, zoals geschreven is:
wie zich beroemt, die beroeme zich op de Heer.
2:1 En 30) wat mij betreft, broeders, toen ik tot jullie kwam,
ben ik niet gekomen
om jullie met een overwicht aan woord of wijsheid,
het getuigenis van God aan te zeggen
2 want ik had mij voorgenomen,
bij jullie van niets te weten,
behalve Jezus Christus, en deze gekruisigd.
3 In zwakheid, met vrees en beven menigvoud,
ben ik bij jullie geweest,
4 en mijn woord en mijn boodschap
was niet door overreding met woorden van wijsheid,
maar in het betonen van geest en kracht,
5 opdat jullie geen geloof zouden hebben
in wijsheid van mensen,
maar door kracht van God.
6 Wijsheid 31), wij spreken [erover]
onder de ingewijden 32),
wijsheid, niet van deze eeuw,
noch van de leiders van de eeuw,
die zullen voorbijgaan 33).
7 Maar wij spreken van Gods wijsheid
in het mysterie,
die verborgen is geweest,
die God heeft voorbestemd voor eeuwen,
tot onze heerlijkheid,
8 die niemand van de leiders van deze eeuw
heeft gekend.
Want als ze haar gekend hadden,
zouden ze de Heer der heerlijkheid
niet gekruisigd hebben.
9 Maar zoals geschreven staat:
wat geen oog gezien heeft en geen oor gehoord
en in geen mensenhart is opgekomen:
al wat God heeft bereid 34),
voor wie hem liefhebben 35).
10 Aan ons heeft God [het] geopenbaard, door de geest.
Want de geest doorzoekt 36) alles,
ook de diepten van God.
11 Want wie weet onder de mensen wat des mensen is,
alleen de geest van de mens die in hem is.
Zo kent ook niemand wat van God is,
dan de geest van God.
12 Wij 37) hebben niet de geest van de wereld ontvangen,
maar de geest die uit God is opdat wij zouden weten
wat ons door God in genade is geschonken.
13 Dat verkondigen wij ook,
niet met geleerde woorden van menselijke wijsheid,
maar met woorden die de geest leert.
Wij leggen de geestelijke dingen uit voor mensen
die zich door de geest laten leiden.
14 Maar van nature is een mens niet ontvankelijk voor de dingen van Gods geest.
Dwaasheid is het voor hem.
Hij kan het ook niet verstaan, omdat het slechts op geestelijke wijze
te beoordelen is.
15 Maar de geestelijke mens beoordeelt het alles,
zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld.
16 Want wie kent de gezindheid van de heer,
dat hij hem raad zou geven?
Maar wij hebben de gezindheid van Christus
3:1 Ik 38), broeders en zusters, kon niet met jullie spreken
als mensen van de geest
maar van het vlees, 39)
als onmondigen in Christus.
2 Melk liet ik jullie drinken,
geen vast voedsel,
dat konden jullie nog niet aan.
3 Maar dat kunnen jullie nu nog steeds niet aan,
want jullie zijn nog vleselijk
want wanneer jullie jaloers zijn en wedijveren,
zijn jullie dan niet vleselijk,
is jullie levenswandel dan niet naar de mens?
4 Want wanneer iemand zegt:
Ik ben van Paulus,
en een ander:
Ik van Apollos,
zijn jullie dan niet gewoon mensen? 40)
5 Wat is Apollos nou?
En wat Paulus?
Dienaren door wie jullie vertrouwen kregen.
zoals de Heer aan ieder heeft gegeven.
6 Ik heb geplant,
Apollos gaf water,
maar God liet groeien.
7 Niet wie plant is iets
of wie water geeft,
maar God die laat groeien.
8 Wie plant en wie water geeft zijn hetzelfde,
ieder zal het eigen loon naar de eigen arbeid krijgen.
9 Want wij zijn medewerkers van God,
Gods akkerland en Gods bouwwerk zijn jullie.
10 Naar de genade van God die mij is gegeven
heb ik als een wijs/kundig bouwmeester een fundament gelegd,
een ander bouwt daarop voort.
11 Ieder moet kijken 41) hoe hij bouwt,
want niemand kan een ander fundament leggen dan er al ligt
namelijk Jezus Christus.
12 Of men nu op dit fundament voortbouwt
met goud, zilver, kostbare steen, hout, hooi, riet,
het werk van ieder zal aan het licht komen,
13 want de dag zal het duidelijk maken 42)
omdat deze zich in het vuur openbaart;
wat de kwaliteit van ieders werk is,
het vuur zal het uitwijzen.
14 Als het werk van iemand stand houdt,
wat hij gebouwd heeft,
zal hij loon krijgen.
15 Als het werk van iemand afbrandt,
zal hij daarvoor boeten,
zelf zal hij gered worden,
maar als door het vuur heen.
16 Weten jullie niet
dat jullie een tempel van God zijn
en dat Gods geest in jullie woont?
17 Als 43) iemand de tempel van God schendt,
zal God hem schenden;
want de tempel van God is heilig;
(die tempel) dat zijn jullie. 44)
18 Laat niemand zichzelf misleiden.
Als iemand onder jullie meent wijs te zijn volgens deze tijd,
moet hij dwaas worden om wijs te worden.
19 Want de wijsheid van deze tijd 45)
is dwaasheid voor God.
Want er is geschreven:
die de wijzen vangt in hun eigen sluwheid;
20 en nogmaals: de Heer kent de overleggingen van de wijzen:
vruchteloos zijn ze.
21 Laat daarom niemand zich beroemen op mensen,
want alles is van jullie,
22 Of het nu Paulus is, of Apollos of Cefas, of de wereld,
of leven of dood, of heden of toekomst;
alles is van jullie.
23 Jullie echter zijn van Christus,
en Christus is van God.
4:1 Men 46) moet ons beschouwen als dienaren van Christus
en beheerders van de geheimenissen Gods. 47)
2 Overigens worden de beheerders hierop uitgezocht,
dat zo iemand trouw bevonden wordt.
3 Voor mij is het een kleinigheid
dat ik door jullie wordt beoordeeld
of door mensen gedagvaard, 48)
maar ik oordeel niet over me zelf.
4 Weliswaar heb ik niets op mijn geweten,
maar hierdoor sta ik niet in mijn recht.
Hij die over me oordeelt is de Heer.
5 Dat jullie me niet voortijdig ergens van beschuldigen
voordat de Heer komt.
Hij zal aan het licht doen komen
wat in de duisternis verborgen is
en openleggen
wat er in de harten omgaat.
En dan zal een ieder zijn loon krijgen van God.
6 Deze dingen, broeders-en-zusters, heb ik op mezelf en Apollos toegepast vanwege jullie,
opdat jullie van ons leren
niet voorbij te gaan
aan wat geschreven staat.
Opdat niemand zich boven 49) de ene verheft ten koste van de ander.
7 Welk voorrecht heb je?
Wat heb je
dat je niet ontvangen hebt
en als je het ontvangen hebt,
waarom pronk je
alsof je het niet ontvangen hebt?
8 Jullie zijn al volgevreten,
jullie hebben je al rijk gerekend, 50)
jullie zijn zonder ons koningen geworden.
Het ontbrak er nog aan
dat jullie koningen waren,
opdat ook wij de koning te rijk met jullie zouden zijn.
9 Ik meende immers
dat God ons als apostelen de laatste plaats heeft aangewezen, als ter dood veroordeelden,
te kijk gezet voor de wereld, zowel engelen als mensen.
10 Wij zijn dwaas door Christus,
jullie wijs met Christus,
wij zwak,
jullie sterk,
jullie in ere,
wij uit de gratie. 51)
11 Tot dit uur hebben wij honger
en lijden we dorst,
worden we uitgekleed
en mishandeld en ontheemd. 52)
12 Wij vermoeien ons
door te werken met onze eigen handen.
We worden vervloekt
en we zegenen.
13 We worden vervolgd en we dragen het,
we worden gelasterd en we doen het goede terug. 53)
Tot afval en vuilnis zijn we geworden voor alles en iedereen.
14 Ik schrijf dit niet om jullie in verlegenheid te brengen,
maar ik denk aan jullie als mijn geliefde kinderen .
15 Want jullie hebben talloze leermeesters in Christus,
maar niet vele vaders.
Want ik heb jullie verwekt door de boodschap van Christus Jezus. 54)
16 Ik roep jullie dus op mij na te doen. 55)
17 Juist 56) om die reden heb ik Timotheus tot jullie gezonden,
hij is mijn geliefd en betrouwbaar kind in de Heer,
die zal jullie herinneren aan mijn wegen in Christus,
zoals ik overal in alle gemeenten leer.
18 Wellicht, omdat ik niet tot jullie gekomen ben,
zijn sommigen opgeblazen geworden.
19 Ik zal evenwel spoedig naar jullie toe komen,
indien de Heer het wil,
en dan zal ik me niet kenbaar maken,
met het woord van opgeblazenen,
maar door kracht.
20 Want het koninkrijk van God
bestaat niet uit woorden,
maar in kracht.
21 Wat willen jullie dan?
Moet ik tot jullie komen met de roede,
of in liefde,
met een toch zachtmoedige geest?

1vertaling van Kees Meijer
2aoristus: zijn of worden bewezen/bevestigen/beamen. In de Willibrord vertaling: “ingang vond”; Naardense Bijbel: “in u vaste voet gevonden heeft”.
3hier futurum, zie verder aantekening bij vers 6.
4zonder verwijt, zonder reden tot bestraffing, onaanklaagbaar.
5vertaling van Marianne Storm
6Zo ook NBV, “broeders-en-zusters”, in de Naaardense Bijbel - NB.
7In NB een komma na Heer.
8Mooi vind ik ook, in NB: een-en-hetzelfde denken en een-en-hetzelfde kennen; al liggen zowel kennen associatief misschien te dichtbij kennis en weten. NBV heeft hier : “denken” en “overtuiging”.
9NB: in-gedoopt? Zie ook vers 15: “íngedoopt”.
10mét kritisch apparaat; of “Gelukkig…” of “Ik ben dankbaar, ..”
11vertaling van Harry Pals. vs. 17 hoort (ook) bij deze pericoop, omdat Paulus hier associatief de overgang maakt van 'doop' naar 'kruis'
12NBV laat 'evangelie' weg
13NBV 'diepzinnig', verliest de verbinding met het vervolg
14ik vertaal dit zo actief vanwege de verbinding met het 'spreken van het kruis' in vs. 18
15is het willekeurig dat de tekst nogal varieert in 'Christus' en 'de Christus'? ik vertaal het lidwoord toch maar mee
16letterlijk: door spreken in eigen wijsheid wordt Christus van het kruis gehaald en houden we een leeg kruis over!
17partic. praesens ' het proces loopt nog, nog niets is beslist
18 Jes. 29:14
19NBV 'redenaar'
20Willibrordvertaling en NBV 'wereld' ' verliezen het onderscheid dat Paulus kennelijk maakt tussen 'aeon' en kosmos'
21Willibrordvertaling en NBV plat 'heeft besloten'
22waar haalt de NBV 'onze' vandaan? lekker knus...
23Willibrordvertaling voegt 'blijven' in en vertaalt 'eisen'
24Willibrordvertaling 'verlangen'
25NBV voegt een lidwoord toe ('de Joden', 'de Grieken'), legt teveel vast
26komt dit woord niet het dichtst bij het heftige Griekse woord, over het ongehoorde en onmogelijke van een gekruisigde messias, meer dan het versleten 'aanstoot'?
27Naardense Bijbel 'wereldlingen'
28nog steeds object van 'wij verkondigen' in vs. 23 ' dus niet 'is' tussenvoegen zoals de NBV doet
29vertaling van Leen de Ronde
30vertaling van Leen de Ronde
31vertaling van Frans Wiersma
32τέλειος - volmaakten cf. LXX Dt. 18:13 en Gen. 6:9
33met het oog op 1Kor. 3:11, 13: wat voorbijging, verdween
34Cf. Ex. 23:20
35 Jes. 52:15 ; Jes. 64:4 ; Jer. 3: 6
36ἐρευνάω - onderzoeken, doorzoeken
37vertaling van Jaap Goorhuis
38vertaling van Marianne Storm
39In samenspraak met Jaap Goorhuis kies ik als vertaling voor πνεῦμα en σάρξ de gebruikelijke termen “geest” en “vlees”. Ik houd mijn gebruikelijke vragen bij die combinatie vlees en geest. Nu gaat geest nog wel, maar vlees? Daarom was ik blij met de vertaling van Leen de Ronde voor σάρξ in 1 Kor 1,26: niet “vlees”, maar “uit jezelf”. Wanneer je dit volhoudt, kom je dan toch niet voor de vraag te staan – zeker in de combinatie – hoe vertaal je nu pneuma: geest? Of blijft alles toch dat een kwestie van uitleg achteraf? Met andere woorden op iedere plaats weer afwegen: hoe vertaal ik het en hoe leg ik het vervolgens uit? Hier misschien voor σαρκικός eenzelvig” of “zelfzuchtig”; in de NBV: “van deze wereld”.
40Of “vleselijk” volgens de lezing uit het kritisch apparaat.
41Of “opletten”.
42NBV: Op de dag van het oordeel zal blijken …
43vertaling van Gerda van Deelen
44wat het Grieks betreft: hoe de congruentieregels in het Grieks zijn maakt niet uit voor het Nederlands, die taal heeft eigen congruentieregels. wat wel uitmaakt: waar verwijst ὅστις (voorwerpelijk) naar? Dat wil ik dan ook in het Nederlands duidelijk maken. Volgens mij en vele vertalingen verwijst ὅστις naar 'tempel Gods'. In het Nederlands kun je niet zeggen 'dat tempel' (onzijdig), het moet dan zijn 'die'/'welke', die tempel. Gebruikelijker is intussen wellicht: 'dat zijn jullie', maar grammaticaal correct is: die/welke jullie zijn of die zijn jullie, dan gaat er ook geen informatie verloren. Ik heb 'die tempel' tussen haakjes ertussen gezet.
45mensentijd, eeuw
46vertaling van Franc de Ronde
47Het woord μυστήριον (geheimenis) kan een toespeling zijn op de mysteriën van Eleusis die in Korinthe populair waren.
48Het zelfstandig naamwoord ἡμέρα, door de NBV vertaald als `instantie´, betekent meestal `dag´. Hier door mij als werkwoord weergegeven: `gedagvaard´.
49Het woord ὑπέρ wordt 2 keer gebruikt. De geadresseerden wanen zich blijkbaar verheven boven het geschrevene (de Tora) en boven Christus (de ene). (Terwijl Paulus zich in vers 1 als ὑπηρέτης (ondergeschikte) neerzet).
50De werkwoorden κορέννυμι en πλουτέω verwijzen naar het godenpaar Kόρη (Persefone) en Pluto (Hades), de koningin en de koning van de onderwereld.
51De tegenstelling tussen dwaas en wijs, zwak en sterk is door Paulus al eerder in het spel gebracht ( 1Kor. 1:18-27 ).
52Een opvallende parallel met de zaligsprekingen en de werken van barmhartigheid ( Mat. 5:6 .11 Mat. 25:42 .43)
53Opnieuw een parallel met de bergrede ( Mat. 5 .44).
54Paulus werpt zich op als geestelijke vader, hij heeft hen door zijn boodschap tot leven gebracht.
55Het werkwoord μιμέομαι herinnert aan het beeld van het θέατρον ( 1Kor. 4:9 ).
56vertaling van Leen de Ronde