+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Hooglied
1 2 3 4 5 6 7 8 76 %
Hgl. 2
2:1 Ik ben een narcis van de Saron, een lelie der dalen.

[hij:]

2 Als een lelie onder de dorens,
zo is mijn vriendin onder de dochters.

[zij:]

3 Als een appelboom onder de bomen van het woud,
zo is mijn liefste onder de zonen;
in zijn schaduw verlang ik te zitten,
zijn vrucht is zoet voor mijn gehemelte.
4 Hij bracht mij binnen in het wijnhuis,
zijn vaandel boven mij is liefde.
5 Verkwik mij met rozijnenkoeken, verfris mij met appels,
want ziek van liefde ben ik.
6 Zijn linkerarm ligt onder mijn hoofd,
zijn rechterarm omvat mij.
7 Ik bezweer je, dochters van Jeruzalem,
bij de gazellen of de reeën 1) van het veld:
maak de liefde niet wakker, wek haar niet voordat het haar behaagt! 2)

[zij:] 3)

8 Hoor: mijn liefste! Daar komt hij!
Hij huppelt over de bergen, hij springt over de heuvels.
9 Mijn liefste lijkt wel een gazelle, of een jonge ree;
daar staat hij buiten voor onze muur,
hij kijkt door de vensters, hij tuurt door de spijlen.
10 Dan spreekt mijn liefste, hij zegt tot mij:
Sta op, mijn vriendin, mijn schone, en ga naar buiten,
11
want zie, de winter is voorbij,
de regen is weggetrokken, heengegaan.
12
Op het land verschijnen de bloesems,
de tijd van het snoeien breekt aan,
op ons land klinkt het geluid van de tortel.
13
De vijgenboom kleurt zijn jonge vruchten,
de wijnstokken in bloesemknop geven hun geur;
sta op, ga, 4) mijn vriendin, mijn schone, en ga naar buiten.
14
Duif van mij in de rotskloven,
verscholen in de bergwand,
laat mij je gestalte zien,
laat mij je stem horen,
want je stem is aangenaam
en je gestalte lieflijk.
15
Vang de vossen, de kleine vossen:
ze vernielen de wijngaarden, onze wijngaarden in bloesemknop.
16 Mijn liefste is van mij, en ik ben van hem,
die weidt tussen de leliën.
17 Totdat de dag verwaait en de schaduwen wijken,
ga rond, mijn liefste, zo
als een gazelle of een jonge ree op de bergen van Bèter. 5)

1`de gazellen of de reeën´: Vgl. 2:9, 17; 3:5. In 2:7 en 3:5 heeft het Hebreeuws de vrouwelijke vorm van het zelfstandig naamwoord gebruikt (`gazellenwijfjes´), in 2:9 en 2:17, waar de minnaar met deze dieren wordt vergeleken, de mannelijke
2Met dank aan SHA en NBG. De gehele vertaling van Hooglied (4e druk) is verschenen onder ISBN 978-90-6126-074-5
3Om de verschillende stemmen te onderscheiden is er voor gekozen die aan te geven met behulp van tussenkopjes, waarbij drie `personages´ worden onderscheiden: het meisje (zij), de jongen (hij) en een derde partij, die als koor wordt aangeduid.
4`ga´: De vertaling volgt de lezing van de standaardtekst; de masoreten stellen voor een z.g. dativus ethicus te lezen, die door middel van een uitroepteken kan worden vertaald of onvertaald kan blijven
5Met dank aan SHA en NBG. De gehele vertaling van Hooglied (4e druk) is verschenen onder ISBN 978-90-6126-074-5