+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
1 Johannes
1 2 3 4 5 58 %
1Joh. 4
4:7 Geliefden 1),
laten we elkaar liefhebben,
omdat die liefde uit deze 2) God 3) is,
en ieder die in liefde leeft 4) uit deze God geboren is en deze God kent.
8 Wie niet in liefde leeft heeft deze God niet leren kennen,
omdat deze God liefde is.
9 Hierin is de liefde van deze God duidelijk gebleken onder ons:
deze God heeft zijn Zoon, zijn unieke 5) zoon, uitgezonden –
naar de wereld, opdat wij zouden leven door hem.
10 Hierin bestaat de liefde:
niet dat wij God hebben liefgehad –
maar dat Hij ons liefhad
en zijn Zoon uitzond als een verzoeningsoffer voor wat bij ons misging 6).

11 Geliefden,
als deze God ons zo liefhad,
dienen 7) ook wij elkaar 8) lief te hebben.
12 Een god 9) heeft niemand ooit aanschouwd –
als wij elkaar liefhebben,
woont 10) deze God in ons
en is zijn liefde in 11) ons volmaakt geworden 12).
13 Hieraan herkennen wij dat wij in Hem wonen en Hij in ons:
dat Hij ons van zijn Geest gegeven 13) heeft.
14 En wij – wij hebben aanschouwd en getuigen ervan
dat de Vader de Zoon uitgezonden heeft als Bevrijder van de wereld.
15 Wie maar belijdt dat Jezus de Zoon van deze God is –
deze God woont in hem en hij in deze God.
16 En wij – wij hebben leren kennen en vertrouwen
de liefde die deze God in ons onderhoudt.

Deze God is liefde,
en wie woont in die liefde –
in deze God woont hij en deze God woont in hem.
17 Hierin is deze liefde bij ons volmaakt 14) geworden
- opdat we vrijuit kunnen spreken op de dag van het oordeel –
dat zoals Hij is ook wij zijn in deze wereld 15).
Vrees is er niet in de liefde –
18 integendeel: de volmaakte liefde gooit 16) die vrees eruit,
omdat vrees verband houdt met straf:
wie bevreesd is, is niet volmaakt in de liefde.
19 Wij – wij leven in liefde,
omdat Hij als eerste ons liefhad.
20 Als iemand zegt: ik heb deze God lief, en zijn broeder-of-zuster haat –
die is een bedrieger;
want wie niet liefheeft zijn broeder-of-zuster die hij ziet,
kan deze God die hij niet ziet niet liefhebben.
21 Dit gebod hebben wij van Hem –
opdat wie deze God liefheeft ook liefheeft zijn broeder-en-zuster.

1vertaling van Harry Pals
2het gaat steeds om deze bijzondere God (zie m.n. vs. 12), vandaar de vertaling van het lidwoord met ‘deze’ en ‘die’
3de motiefwoorden staan cursief
4sterker dan ‘liefhebben’ in het algemeen
5geeft beter de theologische bedoeling en inzet weer dan het weinig zeggende, versleten woord ‘eniggeboren’
6sprekender dan ‘zonden’
7beter dan het harde ‘moeten’ (NB en NBV
8hier zou je ‘God’ verwachten, maar Jacobus schrijft ‘elkaar’; hier blijkt de mensgerichtheid van deze bijzondere God!
9het gaat hier om god-in-het-algemeen, zonder aanwijzend lidwoord, in onderscheid met de Vader van Jezus
10concreter dan ‘blijven’
11lijfelijker dan ‘bij’ (NB), zo ook NBV
12dit werkwoord benadrukt de handeling
13de NBV laat dit woord helaas weg
14de NBV verzwakt dit tot ‘werkelijkheid’
15de NBV creëert een tegenstelling met ‘hoewel’
16sterker dan ‘sluit uit’ (NBV)