Schrift in Uitvoering
+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Exodus
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 33 %
Ex. 14
14:1 En JHWH sprak tot Mozes, zeggende: 1)
2 'Spreek tot de zonen van Israël en zij zullen terugkeren 2) en zij zullen hun kamp opslaan 3) voor het aanschijn van
Pi-Hachirot
tussen Migdol en de Zee,
voor het aanschijn van Baäl-Tsefon,
daar tegenover 4) slaan jullie je kamp 5) op aan de zee.'
3 En Farao zei aangaande de zonen van Israël:
'Zij zijn ronddolenden 6) in het land;
de woestijn heeft hen ingesloten.
4 En Ik heb het hart van Farao sterk gemaakt en hij achtervolgt hen en Ik zal verheerlijkt worden 7) bij Farao
en bij heel zijn legermacht;
en Egypte zal weten dat Ik JHWH ;
en zij deden aldus.
5 En aan de koning van Egypte werd verteld
dat het volk vluchtte;
en het hart van Farao en zijn dienaren werd veranderd 8) tegen het volk
en zij zeiden: 'Wat hebben wij gedaan
dat wij Israël hebben gezonden uit onze dienst?'
6 En hij spande 9) zijn wagen in
en zijn volk nam hij met zich.
7 En hij nam zeshonderd uitgelezen wagens
en alle wagens van Egypte;
en een driemanschap op elk daarvan.
8 En JHWH maakte het hart van Farao, de koning van Egypte, sterk,
en hij achtervolgde de zonen van Israël;
maar de zonen van Israël gingen uit door een geheven 10) hand.
9 De Egyptenaren achtervolgden hen 11)
ze haalden hen in terwijl ze gelegerd waren bij de zee
– alle paarden en strijdwagens van Farao
zijn ruiters en zijn legermacht –
bij Pi-Hachirot tegenover Baäl-Sefon.
10 Toen Farao dichtbij was gekomen
sloegen de Israëlieten hun ogen op
en zie: de Egyptenaren waren bezig op te breken, achter hen aan.
De Israëlieten vreesden zeer
zij schreeuwden tot JHWH
11 en zeiden tot Mozes:
Waren er dan geen graven in Egypte
dat je ons meegenomen hebt
om in de woestijn te sterven?
Wat heb je ons aangedaan
door ons uit Egypte te doen uittrekken? 12)
12
Is dit niet het woord dat wij in Egypte tot je gezegd hebben:
`Laat ons met rust
en laat ons de Egyptenaren dienen?´
Want het was beter voor ons de Egyptenaren te dienen
dan te sterven in de woestijn.
13 Maar Mozes zei tot het volk:
Vrees niet
houd stand 13)
en zie de bevrijding
die JHWH jullie vandaag geven zal
want zoals jullie de Egyptenaren vandaag gezien hebben
zullen jullie ze in eeuwigheid niet nog eens zien.
14
JHWH zal voor jullie strijden
en jullie, jullie zullen er stil van worden. 14)
15 JHWH zei tot Mozes 15)
Wat schreeuw je tegen mij!
Spreek tot de kinderen van Israël
dat ze moeten opbreken.
16
En jij,
hef je staf op
en strek je hand uit over de zee
en splijt die!
Dan moeten de kinderen van Israël komen
door het midden van de zee, op het droge.
17
En ik zal het hart van de Egyptenaren [moedig en] sterk maken,
zodat ze achter hen aan komnen
en ik zal mij verheerlijken aan Farao
en aan heel zijn strijdmacht,
aan zijn wagens en zijn ruiters,
18
De Egyptenaren zullen weten
dat ik het ben, JHWH,
omdat ik mij verheerlijk aan Farao,
aan zijn wagens en zijn ruiters.
19 De Bode Gods trok weg,
hij die voor het leger van Israël was uitgegaan
en hij ging naar achter hen:
de wolkenzuil trok van vóór hen weg
en ging achter hen staan.
20 Zo kwam hij tussen het legerkamp van Egypte
en het legerkamp van Israël.
De wolk werd [naar de ene kant] donkerheid
en [naar de andere kant] verlichtte hij de nacht
Men kon vanuit het ene [legerkamp] het andere de hele nacht niet benaderen.
21 Mozes strekte zijn hand uit over de zee
en JHWH liet de zee afgaan
door een sterke oostenwind,
heel de nacht.
Hij maakte de zee tot zandbodem.
De wateren spleten uiteen.
22 De kinderen van Israël kwamen midden in de zee op het droge;
De wateren waren voor hen als een muur
rechts en links van hen.
23 De Egyptenaren achtervolgden hen
en kwamen achter hen aan,
alle paarden van Farao, zijn wagens en zijn ruiters,
naar het midden van de zee.
24 Toen geschiedde het, in de morgenwake,
dat JHWH naar beneden keek op het leger van Egypte
in de zuil van vuur en wolk
en hij bracht het leger van Egypte in verwarring.
25 Hij liet de wielen van zijn wagens wegglijden en zwaar voortrijden.
Egypte zei:
Ik wil vluchten voor Israël,
want JHWH strijdt voor hen tegen Egypte!
26 JHWH zei tot Mozes:
Strek je hand uit over de zee
zodat de wateren terugkeren, over Egypte,
over zijn wagens en zijn ruiters.
27 Mozes strekte zijn hand uit over de zee
en de zee keerde terug naar haar vaste plek
bij het aanbreken van de morgen,
terwijl de Egyptenaren haar tegemoet vluchtten.
JHWH schudde Egypte af, het midden van de zee in.
28 De wateren keerden terug
en ze bedekten wagens en ruiters,
heel de strijdmacht van Farao,
die achter hen aan was gekomen, de zee in.
Van hen bleef er niet één over.
29 De kinderen van Israël gingen op het droge, midden door de zee.
De wateren waren voor hen een muur
rechts en links van hen.
30 Zo bevrijdde JHWH op die dag Israël uit de hand van Egypte.
Israël zag Egypte, [het lag] dood op de oever van de zee.
31 Israël zag de grote [daad van de] hand van JHWH
die hij had gedaan aan Egypte
en het volk was in vrees voor JHWH
en geloofde in JHWH en in Mozes, zijn knecht.

11-8 vertaling door Leo van den Bogaard
2Hier keren de zonen van Israël daadwerkelijk (naar Israël) terug; z. aant. 4 bij Ex. 13:17 .
3תַחֲנ֖וּ van חָנָה‎. Z. aant. 1, 6 en 7.
4Hebr.: נִכְחֹ֥ו van נֹכַח (lett.: 'tegenover hem'). Er is een zekere klankverwantschap met de woorden waarnaar aant. 7 verwijst.
5Z. aant. 9.
6Vgl. Maimonides' boek Moree Nevoechiem 'Gids der (= voor) verdwaalden'.
7Of: 'in glorie verschijnen'; het gaat om hetzelfde werkwoord als in Exod. 20:12 en Deut. 5:16: 'Eer uw vader en uw moeder' (maar daar in de pi., hier in de nif.).
8Of: 'omgekeerd'; andere vert. 'keerde zich tegen'?
9Let op de objectswisseling; strikt genomen wordt een paard ingespannen.
10'Geheven hand': D.w.z. onder bescherming van JHWH.
119-14 vertaling door Evert van den Berg
12NBV heeft hier `weggehaald´, waarmee hét exoduswoord verdwenen is.
13jtsb, hitpael, betekent weerstaan, standhouden. De weergave van NBV (wacht rustig af) is voor mij onbegrijpelijk. Vgl. J. Siebert-Hommes, Laat de dochters léven! De literaire architectuur van Exodus 1 en 2 als toegang tot de exegese, Kampen 1993, p. 103-104, waar de betekenis van deze werkwoordsvorm in Exodus 2:4 uitgebreid besproken wordt.
14MT: tachrisjun, van chrsj, hi; to be silent, to fall silent, (qal = doof zijn); de betrokken wortel kan ook `stom´ betekenen (aldus HAL); het Hebräisches und Aramäisches Wörterbuch zum Alten Testament van Fohrer geeft bij de qal ook `stom zijn´. Hoe NBV bij `u hoeft niets te doen´ komt, kan ik niet volgen.
1515-31 vertaling door KArel Deurloo