+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Lucas
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 64 %
Luc. 15
15:1 Steeds 1) kwamen alle tollenaars en losers bij hem
om naar hem te horen
2 De Farizeeën en Schriftgeleerden mopperden en zeiden:
Deze ontvangt losers en eet samen met hen!
3 Hij sprak tot hen deze gelijkenis en zei:
4
Stel: een mens [iemand] van jullie heeft 100 schapen
en raakt er één van hen kwijt –
- laat hij de 99 dan niet achter in de woestenij
en gaat hij dan niet op zoek naar het kwijtgeraakte,
tot hij het vindt?
5
Als hij het gevonden heeft,
plaatst hij het verheugd op z’n schouders
6
en komt hij naar huis,
roept vrienden en buren bijeen
en zegt tot hen:
wees met mij verheugd,
want ik heb het schaap gevonden
dat ik was kwijtgeraakt!
7
Ik zeg jullie:
zó zal er vreugde zijn in de hemel
over één loser die terugkeert,
meer dan over 99 rechtvaardigen,
die niet hóeven terug te keren.
8
Of stel: een vrouw heeft 10 munten;
als ze één munt verliest,
pakt ze dan niet een lamp
en veegt ze dan niet het huis,
zorgvuldig op zoek tot zij het vindt?
9
Als ze die gevonden heeft,
roept vriendinnen en buurvrouwen bijeen
en zegt:
wees met mij verheugd,
want ik heb de munt gevonden
die ik was kwijtgeraakt!
10
Zó, zeg ik jullie, is er vreugde
bij de engelen van God
over één loser die terugkeert.

11 Hij zei:
Iemand had twee zonen 2)
12
De jongste van hen zei tot zijn vader:
Vader, geef mij
wat mij toekomt van wat er is 3)
Hij verdeelde voor hen zijn vermogen. 4)
13
Na niet veel dagen bracht de jongste zoon alles bijeen
en ging op reis naar een ver land;
daar verkwistte hij
wat van hem was 5) in een reddeloos leven. 6)
14
Toen hij alles al het zijne erdoor gejaagd had 7)
ontstond er een zware hongersnood in heel dat land
en hij begon gebrek te leiden.
15
Hij begaf zich op weg
en bleef hangen bij 8) een van de burgers van dat land;
die stuurde hem naar zijn velden
om de varkens te voeden/hoeden 9)
16
en hij verlangde ernaar zijn (holle) buik te vullen met de schillen,
die de varkens aten
en niemand gaf ze hem.
17
Hij kwam tot zichzelf en zei:
Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed 10),
maar ik verga /kom om /ga verloren hier van de honger.
18
Ik sta op 11)
en zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen:
Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en in jouw ogen. 12)
19
ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden,
maak me als een van je dagloners.
20
Hij stond op en ging naar zijn vader.
Terwijl hij nog ver weg was, 13)
zag zijn vader hem al
en kreeg medelijden 14)
en hij rende naar hem toe, viel hem om de hals en kuste hem.
21
Zijn zoon zei tegen hem: 15)
Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en in jouw ogen,
ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden.
22
De vader 16) zei tegen zijn dienaars:
Snel, breng het mooiste kleed
trekt hem dat aan
en doe hem een ring aan zijn hand
en sandalen aan zijn voeten 17).
23
Haal het gemeste kalf, slacht het.
Laten we eten en feest vieren,
24
want deze zoon van mij was dood
en hij is herleefd/weer tot leven gekomen,
hij was verloren
en hij is weer gevonden.
En zij begonnen feest te vieren.
25
Zijn oudste zoon was op het veld 18)
Toen hij gaandeweg het huis naderde,
hoorde hij muziek(instrumenten) en dans 19).
26
Hij riep een van de jongens bij zich en informeerde
wat dat allemaal was?
27
Hij zei hem 20):
Je broer is gekomen
en je vader heeft het gemeste kalf geslacht,
omdat hij hem gezond terug heeft (gekregen).
28
Hij werd boos
en wilde niet naar binnen gaan.
Maar zijn vader ging naar buiten
en riep hem bij zich 21).
29
Hij antwoordde zijn vader en zei:
Zie, zoveel jaren ben ik als een slaaf voor je
en nooit heb ik een opdracht verwaarloosd 22)
en aan mij heb je nooit een bokje gegeven
om met mijn vrienden feest te vieren,
30
maar nu die zoon van jou
die jouw vermogen met hoeren erdoor gejaagd heeft 23),
heb je het gemeste kalf geslacht.
31
Hij zei tegen hem 24):
(mijn) kind,
jij bent altijd met mij,
en al wat van mij is, is van jou.
32
Moesten we niet feest vieren en verheugd zijn
want die broer van jou was dood
en is weer tot leven gekomen,
hij was verloren
en is weer gevonden.

1vertaling van Klaas Eldering
2zoals in NBV voor anthropos; “Zomaar een mens”vertaalt Pieter Oussoren.
3zoals Oussoren voor ousia dat alleen hier en in vers 13 voorkomt; NBV “het bezit”.
4zo NBV voor bios: Oussoren leeftocht.
5Of “zijn bezit”, ousia.
6met Oussoren, mooier dan “terwijl hij verkwistend/ niet te redden/ verlopen/ verdorven leefde” voor zon asotos.
7voor dapanao, of neutraler: “had uitgegeven”.
8voor kollao pass; Oussoren “voegt zich bij”.
9kan allebei voor bosko.
10perisseuo, 3 x in Lucas: bij de “broodvermenigvuldiging” in 9,17; hier en bij het “geven van overvloed of van armoede” in 21,4.
11anastas, wat in de NBV is weggelaten.
12Twee verschillende voorzetsels in het Grieks: εἰς bij οὐρανὸν en ἐνώπιον met σου. In de NBV vind ik tweemaal de vertaling “tegen”. Je kunt met Oussoren denken aan “tegen” en “tegenover”. Ik kies dus voor ἐνώπιον σου een letterlijker vertaling: “in jouw ogen” of “voor je aangezicht”, maar in beide gevallen is de relatie weergegeven die in σου ligt.
13Jammer dat in de NBV de actie van de zoon hier afhankelijk wordt gemaakt van het zien van de vader; “Zag hem in de verte al aankomen”. De zoon is tot inkeer gekomen en komt zelf. Hij was nog ver weg, maar hij kwam!
14Terecht vertaalt Oussoren met “alles in hem bewoog”, naar het subst. σπλάγχνον ingewanden, zie Lucas 1:78 de σπλάγχνα van God, de ingewanden, hart als zetel van gevoel, als רַחֲמִים? Van hieruit ook 3x σπλαγχνίζομαι als werkwoord: Lucas 7:13 wanneer Jezus de moeder van de dode jongen uit Naïn ziet; 10:33: wanneer een Samaritaan de overvallen “naaste” ziet; en hier wanneer de vader zijn zoon weer ziet. Als God! Gaat het ook niet over God, de vindende vader.
15Volgorde in de NBV!
16Moet hier, zoals in de NBV en bij Oussoren, met “maar” de tegenstelling gemaakt worden?
17In de NBV wordt van “vinger” gesproken, maar er staat cheir, hand. De voeten voor de sandalen ontbreken er helemaal.
18ἐν ἀγρῷ, bij “open veld” (שָׂדֶה) speelt de gedachte mee: hij was er zonder getuige, hij was er alleen, en dat blijft hij!
19Oussoren: “speelgroepen en reidansen”.
20De NBV vult in “De knecht”.
21Of: “troostte hem”; “trachtte hem te bedaren” in de NBV lijkt me puur interpretatie.
22NBV: “ongehoorzaam geweest”.
23καταφαγών verslonden.
24Ook hier nota bene vult de NBV in: De vader!