+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Lucas
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 64 %
Luc. 17
17:1
Hij 1) zei echter tot zijn leerlingen:
Het is niet aannemelijk,
dat er geen hinderpalen komen,
maar o wee, door wie ze komen !
2
Die was beter af geweest
als hij met een molensteen om z´n nek gehangen
in zee gesmeten was,
dan dat hij één van deze kleinen zou verhinderen.
3
Let goed op jezelf !
Als je broeder zondigt: bestraf hem.
En als hij tot omkeer komt: vergeef hem.
4
Ook als hij zeven maal per dag tegen jou zondigt,
en zeven maal wendt hij zich naar jou toe
en zegt: ik keer om —
je zult hem vergeven.

5
De apostelen 2) dan zeiden tot de Heer:
Voeg ons geloof toe... !
6
De Heer zei echter:
Als je geloof hebt als een mosterdzaad,
je zou tegen deze moerbeiboom zeggen:
word ontworteld 3) en in de zee geplant 4)
en hij zou jullie gehoorzamen !

7
Evenwel, wie van jullie,
die een slaaf 5)heeft,
die, nadat hij geploegd of de kudde geweid heeft,
van het veld bij hem binnenkomt,
zal dan tot hem zeggen:
Kom er dadelijk 6) bij en ga aanliggen aan tafel ?
8
Zal hij hem daarentegen niet zeggen:
Maak iets gereed, dat ik het avondmaal kan gebruiken,
en doe je voorschort om en bedien mij,
tot ik gegeten en gedronken heb,
en hierna zal jij eten en drinken.
9
Hij zal de slaaf toch zeker niet dankbaar zijn,
omdat hij deed wat opgedragen was ?
10
Zo ook jullie,
wanneer jullie gedaan hebben,
alles wat jullie opgedragen was, zeg dan:
Wij zijn maar ongeschikte 7) slaven,
en we hebben gedaan, wat wij verschuldigd waren te doen!

11
Het gebeurde tijdens de reis naar Jeruzalem,
dat hij tussen Samaria en Galilea doorging.
12
En toen hij een zeker dorp in ging,
kwamen hem tien melaatse mannen tegemoet,
die op afstand bleven staan.
13
En dezen verhieven hun stem, zeggend:
Jezus, meester, ontferm u over ons.
14
Hij zag het en zei tot hen:
Ga op reis om jezelf aan de priesters te tonen !

15
Het gebeurde terwijl zij heengingen,
dat zij gereinigd werden.
Eén van hen evenwel,
toen hij zag,
dat hij genezen was,
keerde terug,
16
terwijl hij met luide stem God verheerlijkte.
En hij viel op zijn gezicht aan zijn voeten,
om hem dank te brengen !
En deze was een Samaritaan.

17
Jezus evenwel antwoordde en zei:
Zijn er geen tien rein geworden,
waar zijn de negen?
18
Is er niemand anders gevonden
om terug te keren
en aan God de eer te geven,
dan alleen deze vreemdeling ?
19
En hij zei tot hem:
Kom overeind en ga op reis!
Je geloof heeft je bevrijd.

1vertaling van Leen de Ronde
2de gehele perikoop staat in het teken van het apostolaat, als de moerbeiboom van Israel door geloofsgehoorzaamheid midden in de volkerenzee wordt geplant.
3lijkt qua woordklank ook op `wegsmijten´ van vs. 2
4het geplant worden in zee staat tenslotte toch juist tegenover het wegsmijten van vs. 2
5gezien de context beter te vertalen met `slaaf´ dan met `knecht´
6De apostolische tijd zal langer duren dan aanvankelijk gedacht
7in de betekenis van: onbeduidend, sjofel, vgl LXX II Sam. 6: 22