+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Spreuken
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 10 %
Spr. 6
6:1 Mijn zoon, als je borg bent gaan staan voor je naaste 1)
of voor een vreemde hebt getekend.
2 Als je verstrikt bent geraakt in de woorden van je mond
ja gevangen zit door wat je mond verliet,
3 doe dan dit, mijn zoon en ga je er uit redden
want je bent in de macht gekomen van je naaste.
Ga, klamp je naaste aan, bestorm hem
4 gun je ogen geen slaap
je oogleden geen sluimer.
5 Weet je te redden — als een gazelle van het vangnet
als een vogel van de strik van een vogelvanger.

6 Ga naar de mier, jij luiaard
zie haar gangen en wordt wijs.
7 Hoewel zij geen aanvoerder, geen opzichter noch beambte heeft
8 bereidt zij in de zomer haar brood
en verzamelt zij haar eten bij de oogst.
9 Hoe lang nog blijf je liggen, jij luiaard
wanneer sta je op uit je slaap.
10 Nog even slapen, nog even sluimeren
nog even liggen met gevouwen handen.
11 Daar komt de armoede als een snelle loper
en het gebrek als een gewapend man.

12 Een mens van niets, een verkeerde man
die rondgaat met een mond vol bedrog
13 die met z´n ogen wenkt, met zijn voeten schuifelt en met zijn vingers wijst.
14 Verkeerde dingen in zijn hart, hij smeedt aldoor het kwade
en stookt de twisten op.
15 Daarom komt plotseling zijn ondergang
in een ogenblik is hij gebroken en is er geen redden meer aan.

16 Zes dingen zijn het, die Jhwh haat
ja van zeven moet zijn ziel walgen.
17 Hoogmoedige ogen, een leugenachtige tong,
handen die onschuldig bloed vergieten,
18 een hart dat verkeerde plannen smeedt,
voeten die zich haasten naar het kwaad te snellen.
19 Iemand die als valse getuige met leugens strooit
en twisten onder broeders opstookt.

20 Bewaar mijn zoon het gebod van je vader
en verwaarloos niet de voorschriften van je moeder.
21 Bind ze steeds op je hart,
wind ze om je hals!
22 Bij je gaan moge het je geleiden,
bij je slapen gaan moge het jou bewaren,
het moge je aandacht hebben de zomer door
23 Want een lamp is het gebod en de voorschriften een licht,
de vermaningen der discipline zijn een weg ten leven,
24 om je te bewaren voor de slechte vrouw
voor de gladde tong van de onbekende.
25 Begeer haar schoonheid niet in je hart
en laat je niet vangen met haar wimpers.
26 Een vrouw die een hoer is kost je een rond brood,
Maar (overspel met) de vrouw van een ander maakt jacht op iemands eigen leven.

27 Als je vuur aan je borst brengt,
zullen je kleren dan geen vlam vatten?
28 Als een man op gloeiende kolen gaat,
zullen zijn voeten dan niet verzengen?
29 Zo vergaat het hem, die gaat naar de vrouw van zijn naaste:
Ieder die haar aanraakt zal niet straffeloos blijven.

30 Men toont geen geringschatting voor de dief omdat hij steelt,
om zijn maag te vullen omdat hij honger heeft.
31 En als hij betrapt wordt vergoedt hij het zevenvoudig,
hij zal al het vermogen van zijn huis geven.
32 Wie echtbreuk pleegt met een vrouw heeft geen verstand,
wie zoiets doet richt zichzelf te gronde.
33 lagen en schande zullen hem treffen,
zijn smaad zal niet uitgewist worden.
34 Want jaloersheid is vuur in een man,
hij zal geen medelijden kennen op de dag van de wraak.
35 Hij aanvaardt geen enkel zoenmiddel
en blijft onwillig al vergroot je het losgeld!

1Vertaling van Wout van der Spek en Pieter Lugtigheid.