+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Jona
1 2 3 4 42 %
Jona 2
2:1 Jona 1) bad tot JHWH, zijn god, uit het ingewand van de vis en zei: 2)
2
Ik riep uit benauwdheid voor mij
tot JHWH en hij antwoordde mij.
Uit de schoot van de dood smeekte ik.
Gij hebt mijn stem gehoord.

3
Gij slingerde mij in de kolk
in het hart van de ziedende zee 3)
een stroom had mij omgeven.
Al uw baren en uw golven
over mij gingen ze heen.
4
Ik echter zei: Al ben ik verdreven
weg uit de plek voor uw ogen
toch blijft mijn blik gericht
op uw heilige tempel.
5
Mij omvingen wateren, verstikkend
de oervloed had mij omgeven.
Wier was gewonden om mijn hoofd
[het riet van de zee.] 4)
6
Naar de tenen der bergen was ik afgedaald.
De aarde, haar grendels dicht over mij voorgoed.
Gij haalde mijn leven omhoog
uit de groeve, JHWH, mijn God.
7
Toen in mij mijn ziel bezweek
was ik u, JHWH, gedachtig
toen kwam tot u mijn gebed
naar uw heilige tempel,

8
Wie zich houden aan ijle idolen
laten varen de trouw voor zichzelf
9
maar ik, met luide dank
zal ik slachtoffers brengen aan u.
Geloften, door mij gedaan, los ik in.
De bevrijding is van de JHWH.

10 JHWH sprak tot de vis en die spuwde Jona uit op het droge.

1vertaling van Karel Deurloo
2NBV/WV/NB volgen de nummering van de BHS, Jona 2, 2-11
3Zeeën, meervoud: intensivum.
4Wier=soef [Yam Soef = Riet- of Schelfzee]. De drie woorden in het midden van deze psalm - samengesteld uit psalmcitaten - van 3 maal 3 maal 3 = 99 woorden zijn een toespeling op de Rietzee ( Ex. 14 ). Daarom zijn deze woorden tussen […] toegevoegd.