+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Matteüs
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 61 %
Mat. 4:18-22,
4:18 Hij liep langs het meer 1) van Galilea
en zag twee broers,
Simon die Petrus wordt genoemd en Andreas, zijn broer.
Zij gooiden een werpnet in de zee,
want zij waren vissers.
19 Hij zei tot hen:
Kom achter mij aan! 2)
Ik zal jullie vissers van mensen maken.
20 Terstond lieten zij hun netten achter 3) en volgden hem 4).
21 En hij liep daarvandaan verder
en zag twee andere broers,
Jakobus van Zebedeus en Johannes, zijn broer,
in het schip met Zebedeus, hun vader,
bezig hun netten te repareren
en hij riep hen.
22 Terstond lieten zij het schip en hun vader achter
en volgden hem.
5:1 Jezus zag de menigten en ging de berg op 5).
Toen hij zich neergezet had,
kwamen zijn volgelingen bij hem.
2 Hij nam het woord
en onderrichtte hen:
3
Gezegend 6) is de armen van geest:
van hen is het hemelse rijk!
4
Gezegend wie lijden:
zij zullen worden getroost!
5
Gezegend de zachtaardigen:
zij zullen de aarde beërven!
6
Gezegend wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid:
zij zullen worden verzadigd!
7
Gezegend wie zich ontfermen:
zij zullen ontferming ontvangen!
8
Gezegend wie zuiver van hart zijn:
zij zullen God zien!
9
Gezegend de vredestichters:
kinderen van God zullen ze heten!
10
Gezegend wie worden vervolgd omwille van gerechtigheid:
van hen is het hemelse rijk!

11
Gezegend jullie als ze je uitschelden en nazitten
en lelijks over je zeggen vanwege mij:
12
wees blij en jubel,
want je loon is groot in de hemel;
net zo hebben ze vóór jullie
de profeten nagezeten!

13 Jullie zijn het zout van de aarde.
Maar als het zout z'n smaak verliest,
waarmee kan dan gezouten worden?
Het is tot niets meer in staat
en wordt naar buiten gegooid
en vertrapt door de mensen.
14 Jullie zijn het licht van de wereld.
een stad kan niet verborgen blijven
als ze boven op een berg is gelegen.
15 Ook steekt men geen lamp aan
en plaatst die dan onder een schepel, 7)
maar op een kandelaar -
en hij geeft licht voor allen in het huis.
16 Moge jullie licht ook zo schijnen voor de mensen,
opdat ze jullie goede werken zien
en jullie vader in de hemelen mogen prijzen.
6:1
Wees op je hoede 8),
dat jullie geen gerechtigheid doen,
ten aanschouwen van de mensen,
om door hen gezien te worden.
Want in dat geval
heb je geen loon bij jullie Vader,
die in de hemelen is.
2
Wanneer je gaven van barmhartigheid geeft,
bazuin dat niet voor je uit,
zoals zij die veinzen dat doen
in de synagogen en de stegen,
opdat zij door de mensen geëerd worden.
Amen, ik zeg jullie:
zij hebben hun loon al binnen.
3
Maar als je barmhartigheid doet,
laat je linkerhand niet weten
wat je rechter doet.
4
opdat je barmhartigheid in het verborgene is
en je Vader,
die in het verborgene ziet,
zal je ervoor teruggeven.
5
En wanneer jullie bidden,
word dan niet als zij die veinzen,
die er van houden om in de synagogen
en op de hoeken van pleinen te staan bidden
om zich aan de mensen te vertonen.
Amen, ik zeg jullie,
zij hebben hun loon al binnen.
6
Maar wanneer je bidt, ga in je binnenkamer
en sluit de deur achter je
om tot je Vader te bidden in het verborgene.
En je Vader
die in het verborgene ziet,
zal je ervoor teruggeven.

16
Wanneer jullie vasten 9),
zet dan geen treurig gezicht,
zoals de huichelaars doen,
want zij geven zich een treurig aanzien
om aan de mensen te laten zien dat zij vasten.
Ik verzeker jullie:
zij hebben hun loon al ontvangen.
17
Maar als jij vast
moet je je haar verzorgen
en je gezicht wassen,
18
opdat je niet aan de mensen laat zien dat je vast,
maar aan de Vader die in het verborgene is.
En je Vader die in het verborgene ziet
zal jou vergelden.

19
Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde
waar de mot en vraat ze bederven,
waar dieven inbreken en stelen.
20
Verzamel voor jullie schatten in de hemel,
waar mot noch vraat ze bederft
en waar dieven inbreken noch stelen.
21
Want waar uw schat is, daar zal uw hart zijn.

22
De lamp van het lichaam is het oog 10).
Als dus je oog eerlijk 11) is,
zal heel je lichaam verlicht zijn;
23
maar als je oog troebel 12) is,
zal heel je lichaam duister zijn.
Als nu het licht in je
duisternis is,
hoe groot is dan de duisternis!

24
Niemand kan twee heren dienen 13).
Ofwel hij haat de ene en heeft de andere lief,
of hij hecht zich aan de ene en minacht de andere.
Jullie kunnen niet God dienen én de Mammon.
25
Daarom zeg ik jullie: maak je over je leven geen zorg:
wat je zult eten, of drinken.
Of over je lichaam, wat je aan zult trekken.
Is je leven niet meer dan voedsel
en je lichaam meer dan kleding?
26
Kijk eens naar de vogels in de hemel:
ze zaaien niet, ze oogsten niet,
ze leggen geen voorraden aan in schuren,
maar jullie hemelse vader voedt hen.
Zijn jullie niet veel meer dan zij?
27
Wie van jullie kan er, door bezorgd te zijn,
ook maar één el toevoegen aan zijn tijd van leven?
28
En over kleding, waar maak je je zorgen over?
Leer van de leliën in het veld hoe ze groeien.
Ze zwoegen niet, ze spinnen niet.
29
Ik zeg jullie dat zelfs Salomo in al zijn pracht
niet gekleed ging als één van dezen.
30
Als God nu het gewas op het veld,
dat er vandaag nog staat en dat morgen in de oven gegooid wordt,
zó bekleedt, hoeveel temeer jullie dan niet, kleingelovigen!
31
Wees dus niet bezorgd door te zeggen:
wat moeten wij eten, of drinken, of aantrekken?
32
Want met al die dingen houden de heidenen zich bezig.
Jullie hemelse vader weet immers dat jullie dat alles nodig hebben.
33
Zoek toch eerst het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid.
Dan zal al dat andere jullie worden toegevoegd.
34
Maak je geen zorgen over de dag van morgen,
want die zorgt wel voor zichzelf.
De dag heeft genoeg aan haar eigen kwaad.
7:13 Komt binnen door de smalle poort, 14)
want wijd is de poort en breed is de weg
die leidt naar de vernietiging,
en velen zijn er die daarlangs binnenkomen,
14 want smal is de poort en nauw de weg die leidt naar het leven,
en weinigen zijn er die haar vinden.
15 Weest op je hoede voor de leugenprofeten
die tot jullie komen in schaapskleren,
maar van binnen zijn ze roofzuchtige wolven.
16 Aan hun vruchten zul je hen herkennen:
men plukt toch van de doornstruik geen druiven of van distels vijgen?
17 Zo brengt elke goede boom gave vruchten voort,
maar de rotte boom brengt slechte vruchten voort.
18 Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen,
en een rotte boom kan geen gave vruchten voortbrengen.
19 Elke boom die geen gave vruchten voortbrengt wordt omgehakt
en in het vuur geworpen.
20 Daarom dus:
aan hun vruchten zul je hen herkennen.
21 Niet iedereen die zegt tegen mij:
Heer, Heer!,
zal binnenkomen in het koninkrijk der hemelen,
maar die doet de wil van mijn vader,
die in de hemelen is.
22 Velen zullen tot mij zeggen op die dag:
Heer, Heer!,
profeteerden wij niet in jouw naam?,
en wierpen wij niet in jouw naam demonen uit?,
en deden wij niet in jouw naam vele machtige dingen?
23 Dan zal ik verklaren tegenover hen:
ik heb jullie nooit gekend.
Wijkt uit, weg van mij, werkers der wetteloosheid. 15)
24 Iedereen nu die deze woorden van mij hoort
en ze doet zal lijken op een verstandig man
die bouwt zijn huis op de rots:
25 de regen daalt neer
en de stromen komen
en de stormen waaien
en zij vallen aan op dat huis,
maar het valt niet,
want het is gegrondvest op de rots.
26 Maar iedere hoorder van deze woorden van mij
die er geen dader van is
zal lijken op een dwaze man
die zijn huis bouwt op het zand:
27 de regen daalt neer
en de stromen komen
en de stormen waaien
en ze stoten op dat huis,
en het valt en zijn val is groot. (Naardense Bijbel: een grote bouwval)
28 Het geschiedde toen Jezus deze woorden beëindigde
dat de scharen uitzinnig waren over zijn leer,
29 want hij leerde hen als gezaghebbende
en niet als hun schriftgeleerden.
9:9 En toen Jezus van daar verderging,
zag hij een mens 16) zitten bij het tolgebouw,
Mattheüs genaamd,
en hij zegt tegen hem:
“Volg mij!”.
Toen stond hij op,
hij volgde hem.
10 En het geschiedde 17),
toen hij aanlag in het huis –
ziedaar:
er waren veel tollenaars en zondaars gekomen,
ze lagen samen met Jezus en zijn leerlingen aan.
11 En toen de Farizeeën dit zagen,
zeiden ze tegen zijn leerlingen:
“Waarom 18) nu met die tollenaars en zondaars –
waarom eet jullie meester met hen?!”
12 Maar toen hij dat hoorde,
zei hij:
“Zij die het zelf wel kunnen 19) hebben geen geneesheer nodig,
maar juist zij die het slecht hebben...
13
Ga op weg,
leer maar eens wat dit wil zeggen:
‘Verbondenheid wil ik en geen slachtoffer’ [Hosea 6, 6]
Want ik ben niet gekomen
om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars...!”
10:16
Zie, 20)
ik zend jullie als schapen te midden van wolven
word dus slim als een slang en simpel als een duif 21)
17
Hoed je voor de mensen,
want zij zullen je overgeven aan rechtbanken 22)
in hun samenkomsten 23) zullen zij je laten geselen.
18
Naar stadhouders en koningen zullen jullie worden gevoerd omwille van mij,
om te getuigen voor hen en de volken.
19
Wanneer zij jullie overgeven,
wees niet bezorgd over hoe en wat je moet spreken,
want aan jullie zal op dat uur gegeven worden
wat je moet spreken.
20
Want niet jullie zijn het die spreken,
maar de geest van jullie vader is het die door jullie spreekt.
21
Maar een broer zal een broer ter dood overgeven,
en een vader een kind,
en kinderen zullen opstaan tegen ouders en hen doden.
22
En jullie zullen door allen gehaat zijn vanwege mijn naam,
maar wie tot het einde volhardt, zal gered worden.
23
Wanneer zij jullie vervolgen in de ene stad,
vlucht dan naar de andere,
want het is zeker, zeg ik je,
jullie zullen niet met de steden van Israël klaar zijn 24)
voordat de mensenzoon komt.
24
Een leerling staat niet boven zijn leermeester,
en een dienaar niet boven zijn heer.
25
Het is voldoende voor de leerling
dat hij wordt als zijn leermeester
en de dienaar als zijn heer.
Als zij de heer van het huis Beëlzebul hebben genoemd,
hoeveel te meer zijn huisgenoten.
26
Vreest hen dus niet,
want niets is verhuld dat niet onthuld zal worden,
en niets verborgen dat niet bekend zal worden.
27
Wat ik jullie in het donker zeg,
spreekt het uit in het licht,
wat je in eigen oor hoort,
roept het op de daken.
28
En vreest niet voor wie het lichaam doden
maar de ziel niet kunnen doden,
vrees eerder voor wie ziel èn lichaam kan ombrengen in "geenna". 25)
29
Worden niet twee mussen voor een stuiver verkocht?
en niet een van hen zal op de aarde vallen zonder jullie vader. 26)
30
Van jullie zijn zelfs alle haren op je hoofd geteld;
31
vrees dus niet,
want jullie verschillen van vele mussen 27)
32
Met ieder nu die voor de mensen zal overeenstemmen met mij 28)
zal ook ik overeenstemmen voor mijn vader in de hemel;
33
maar wie mij verloochent voor de mensen 29)
zal ook ik verloochenen voor mijn vader in de hemel. 30)
34
Denk niet dat ik kwam om vrede op aarde te brengen.
Ik kwam niet om vrede te brengen, maar een zwaard.
35
Want ik kwam om de mens en zijn vader uit elkaar te drijven,
het meisje en haar moeder,
schoondochter en de schoonmoeder.
36
De vijanden van de mens zijn zijn huisgenoten. 31)
37
Wie vader of moeder liever heeft dan mij,
telt niet voor mij.
Wie zoon of dochter liever heeft dan mij,
telt niet voor mij.
38
Wie zijn kruis niet aanneemt
en mij daarmee navolgt,
telt niet voor mij.
39
Wie zijn wezen [psyche] vindt,
verliest het;
wie zijn wezen [psyche] verliest vanwege mij,
die zal het vinden.
40
Wie jullie ontvangt, ontvangt mij
en wie mij ontvangt,
ontvangt hem die mij heeft uitgezonden.
41
Wie een profeet ontvangt om de naam 'profeet'
krijgt het loon van een profeet.
Wie een rechtvaardige ontvangt om de naam 'rechtvaardige'
ontvangt het loon van een rechtvaardige.
42
Ieder die één van deze kleinen te drinken geeft
met een beker koud water,
alleen maar om zijn naam 'leerling'.
Amen ik zeg jullie:
die zal zijn loon niet verliezen.'
11:2 Toen 32)Johannes in de gevangenis 33)
van de werken 34) van de Christus gehoord had,
zond hij zijn leerlingen om tegen hem te zeggen 35):
3
Ben jij het die komt
of moeten we een ander verwachten?
4 Jezus antwoordde en zei hun:
Ga heen en bericht aan Johannes 36)
wat jullie horen en zien;
5
blinden zien weer en lammen lopen weer rond,
melaatsen worden gereinigd en doven horen,
doden worden opgewekt
armen ontvangen het goede nieuws 37);
6
en gelukkig 38) is hij wie zich aan mij niet ergert.
7 Toen zij gingen,
begon Jezus de menigten over Johannes te spreken:
Waarom trokken jullie uit naar de woestijn, om wat te bekijken?
Een rietstengel door de wind heftig bewogen 39)?
8
Waarom trokken jullie uit?
Om een man in weelde gekleed te zien?
Zie, zij die weelde dragen
vindt men in de huizen van koningen. 40)
9
Maar waarom trokken jullie uit?
Om een profeet te zien?
Ja, ik zeg jullie, zelfs meer dan een profeet.
10
Hij is het over wie geschreven is:
Zie, ik, ik zend mijn bode voor je aangezicht uit
die je weg voor jou zal bereiden.
11
Zeker, ik zeg jullie: 41)
onder wie uit vrouwen geboren zijn
is er geen ontwaakt 42) groter dan Johannes de Doper,
maar de kleinste in het koninkrijk der hemelen/van de hemel is groter dan hij.
12
Vanaf de dagen van Johannes de Doper tot nu toe
wordt het koninkrijk der hemelen geweld aangedaan
en geweldenaars plunderen het.
13
Want alle profeten en de wet hebben geprofeteerd/profetieën gesproken tot aan Johannes,
maar als jullie bereid zijn het aan te nemen,
hij ís Elia die komen zou.
15
Wie oren heeft, moet horen. 43)

25
In 44) juist die tijd 45) zei 46) Jezus:
‘Ik prijs 47) u 48), Vader 49),
Heer van de hemel en de aarde,
dat u deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verhuld
en hebt onthuld aan onmondigen.
26
Ja, Vader,
zo schept u er behagen in 50).
27
Alles is aan mij overgegeven door mijn Vader,
en niemand kent de Zoon
behalve de Vader
en niemand kent de Vader
behalve de Zoon
en degene aan wie de Zoon het wil onthullen.
28
Laat allen tot mij komen,
die vermoeid zijn en die lasten dragen 51),
en ik zal jullie rust geven.
29
Neemt mijn juk op jullie
en leert van mij
dat ik arm ben en ellendig van hart ,
en jullie zullen rust vinden voor jullie zielen.
30
Want mijn juk is passend 52).
en mijn last is licht.
13:1
Op die dag ging Jezus het huis uit 53)
om zich neer te zetten aan de zee.
2
En de menigten, die zich bij hem verzamelden,
waren zo talrijk
dat hij aan boord van een schip gaat zitten,
terwijl heel de menigte op het strand stond.
3
En hij sprak tot hen
talrijke dingen in gelijkenissen, en zei:
Zie, de zaaier ging uit 54)om te zaaien!
4
En terwijl hij zaait,
viel het (zaad) ook langs de weg
en de vogels kwamen en aten het op.
5
Ander viel op de rotsen,
waar het niet veel aarde had,
en direct liep het uit en kwam het op,
6
maar toen de zon opkwam,
verschroeide het,
omdat het geen diepte van aarde heeft,
en omdat het geen wortel heeft
verdorde het.
7
En ander viel in de doornen
en de doornen schoten omhoog
en verstikten het.
8
Weer ander viel in goede aarde
en ging vrucht geven,
wel honderd- en zestig- en dertigvoudig.
9
Laat wie oren heeft horen!

10
En de leerlingen voegden zich er bij
en zeiden hem:
Waarom spreekt u tot hen in gelijkenissen?
11
Hij antwoordde en zei:
Jullie is het gegeven
de geheimen van het koninkrijk der hemelen te kennen,
12
maar hun is het niet gegeven.
Want wie heeft,
hem zal gegeven worden
en hij zal overvloedig zijn.
Maar wie niet heeft,
13
ook wat hij heeft
zal hem ontnomen worden.
Daarom spreek ik tot hen in gelijkenissen,
dat zij ziende niet zien,
14
en horende niet horen, noch verstaan.
Voor hun zal de profetie van Jesaja
opnieuw vervuld worden, die zegt:
Hoor met gehoor, en versta niet !
neem waar zoals je waarneemt, maar zie niet.
15
Want het hart van dit volk is afgestompt,
de oren zwaar om te horen
en hun ogen afgesloten,
dat zij niet meer zouden zien met de ogen
met de oren zouden horen,
of met het hart zouden verstaan
en zij zich zouden omkeren
en ik hen zal genezen 55).
16
Maar gelukkig jullie ogen, die waarnemen
en jullie 56)oren die horen.
17
Want, amen 57), ik zeg jullie,
dat vele profeten en rechtvaardigen
begeerd hebben te zien,
wat jullie waarnemen 58),
maar zíj hebben niet gezien,
en te horen wat jullie horen
maar zíj hebben niet gehoord.
18
Laten jullie dan de gelijkenis gehoord hebben
van hem die gezaaid heeft:
19
Voor ieder die het woord van het koninkrijk hoort
maar het niet verstaat, geldt:
de boze komt
en rooft wat in zijn hart gezaaid was weg.
20
Deze is degene die langs de weg gezaaid is.
En wie op de rotsen gezaaid is,
is degene, die, als hij het woord hoort,
21
het direct met vreugde aanneemt,
maar omdat hij geen wortel in zichzelf heeft,
is het tijdelijk,
en wanneer er zich verdrukking en vervolging voordoen
vanwege het woord,
komt hij direct ten val.
22
Wie in de doornen gezaaid is,
is degene, die het woord hoort
- en de zorgen van de wereld
en de verleiding van de rijkdom
verstikken het woord en het wordt onvruchtbaar.
23
Maar die in goede aarde gezaaid is,
is degene, die, als hij het woord hoort en verstaat,
ook de vrucht voortbrengt en het doet,
en wel honderd-, of zestig- of dertigvoudig.
14:3 Direct 59) strekte Jezus de hand uit,
greep hem vast en zei hem:
kleingelovige, waarom twijfel je?
13 Toen 60) Jezus dat hoorde 61),
keerde hij zich vandaar af 62) in een schip
naar een woestijnplaats 63), alleen;
toen ook de menigten dat hoorde,
volgden zij hem over land/te voet 64) vanuit de steden.
14 Toen hij naar buiten kwam,
zag hij een grote menigte
en hij werd over hen ten diepste bewogen 65)
en hij genas hun krachtelozen 66).
15 Toen het avond werd,
kwamen de leerlingen naar hem toe
en zeiden:
Woestijn 67) is de plaats en het uur reeds gevorderd:
laat de menigten los 68),
opdat zij wanneer ze zijn weggegaan naar de dorpen
voor zichzelf eten kopen.
16 Maar hij zei hen:
Zij hoeven niet heen te gaan:
geven jùllie hun te eten.
17 Maar zij zeiden hem:
Wij hebben hier niets
dan vijf broden en twee vissen 69)
18 Hij zei:
Brengt me die hier.
19 Hij beval de menigten te gaan zitten op het groene gras 70)
en toen hij de vijf broden en twee vissen had genomen
en omhoog had gekeken naar de hemel,
sprak hij de zegen 71)
en na ze gebroken te hebben
gaf hij aan de leerlingen de broden,
de leerlingen weer aan de menigten. 12) 72)
20 Zij aten allen en werden verzadigd
en zij raapten het overschot van de brokken op:
twaalf 13) 73) volle korven.
21 Die gegeten hadden waren zo'n vijfduizend 14) 74) man, afgezien van vrouwen en kinderen.

22 En 75) direct 76)dwong hij de leerlingen
in de boot te stappen
en voor hem uit te gaan naar de overkant,
totdat hij zich van de menigte zou losmaken 77).
23 En toen hij zich van de menigte losmaakte
klom hij de berg op
om in zijn eentje te bidden.
Toen het laat werd
was hij daar alleen.
24 Maar de boot was al vele stadieën
van het land verwijderd,
geteisterd door de golven
want er was tegenwind 78).
25 In de vierde nachtwake
kwam hij naar hen toe,
wandelend over de zee.
26 Maar toen de leerlingen
hem over de zee zagen wandelen
schrokken ze en zeiden:
het is een spookverschijning,
en zij schreeuwden van vrees.
27 Direct 79) sprak Jezus tot hen, zeggend:
houdt goede moed, ik ben het 80)
vreest niet.
28 Petrus antwoordde en zei:
Heer, als u het bent
beveel me dan naar u te komen
over het water.
29 En hij zei:
Kom!
En Petrus stapte van de boot af
en wandelde over het water
en kwam bij Jezus.
30 Maar toen hij de wind zag
werd hij bevreesd en begon te zinken;
hij schreeuwde:
Heer, red me!
32 En zij klommen in de boot
en de wind ging liggen.
33 Zij die in de boot waren
vielen op hun knieën voor hem, zeggend:
Waarlijk, u bent Gods zoon!
34 En zij voeren naar de overkant
en kwamen aan land in Gennesaret.
35 En toen de mannen van die plaats
hem herkenden, zonden zij bericht
naar die hele omgeving
en men bracht hem
allen die het slecht hadden
36 en men smeekte hem
om enkel de zoom van zijn kleed
te mogen aanraken,
en allen die aanraakten werden gered.
15:21 En 81) daarvandaan komend,
week Jezus uit naar de (lands)delen van Tyrus en Sidon 82)
22 En zie, een Kanaänitische vrouw,
die uit die gebieden vandaan kwam,
schreeuwde:
Ontferm u over mij, Heer, zoon van David.
mijn dochter is kwaadaardig bezeten 83)
23 Hij antwoordde haar echter met geen woord.
Vervolgens kwamen zijn leerlingen naar hem toe
en vroegen hem:
Verlos haar dan 84)
want zij schreeuwt ons achterna.
24 Maar antwoordend sprak hij:
Ik ben tot niemand anders gezonden,
dan alleen de verloren schapen
van het huis van Israël.
25 Zij kwam evenwel, viel voor hem neer en zei:
Heer, help mij toch !
26 Maar hij gaf haar ten antwoord:
Het is niet goed het brood van de kinderen te nemen
en het de hondjes toe te werpen.
27 Zij echter zei:
Inderdaad, Heer, en toch eten ook de hondjes van de kruimels,
die van de tafel van hun heren vallen.
28 Toen antwoordde Jezus en sprak tot haar:
O vrouw, groot is je geloof.
Zoals je wilt, zal je gebeuren !
En haar dochter was genezen vanaf dat uur.

29 En zich vandaar verplaatsend,
kwam Jezus aan de zee van Galilea
en hij ging de berg op en zette zich daar neer.
30 En talrijke menigten kwamen op hem toe,
en met hen lammen, verminkten, blinden, stommen en vele anderen,
en zij wierpen hen aan zijn voeten.
En hij genas hen.
31 Zodat de menigte de wonderen zag:
stommen spraken, verminkten waren gezond,
en lammen wandelden en blinden zagen.
En zij verheerlijkten de God van Israel 85).
16:21 Vanaf 86) tóen 87) begon Jezus Messias zijn leerlingen duidelijk te maken 88)
dat het wel móest 89)
dat hij naar Jeruzalem zou toegaan,
veel zou lijden vanwege de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden,
vermoord worden 90)
en 91) op de derde dag opgewekt worden 92).
22 En Petrus nam hem bij zich,
hij begon hem te berispen 93),
hij zei:
God zij u genadig, Heer,
nee, dat zal u niet gebeuren!
23 Maar hij - hij 94) keerde zich om 95),
hij zei tegen Petrus:
Ga weg, achter mij, satan;
een struikelblok ben je voor mij 96),
want je bent niet bedacht op dat van God,
maar op dat van de mensen 97)!
24 Tóen 98) zei Jezus tegen zijn leerlingen:
Als iemand dat wil 99):
achter mij aankomen —
laat 100) hij dan zichzelf verwerpen 101),
zijn kruis opnemen
en mij volgen.
25
Want wie dit wil:
zijn ziel 102) redden 103)
hij zal haar verliezen;
maar wie zijn ziel verloren heeft vanwege mij —
hij zal haar vinden.
26
Want wat zal het een mens baten
als hij de hele wereld zou winnen,
maar zijn ziel zou schaden 104)?
Of wat zal een mens geven 105) in ruil voor zijn ziel?
27
Want de mensenzoon zal komen
in 106) de heerlijkheid van zijn vader
met zijn engelen,
en dán „zal hij ieder teruggeven 107) naar zijn doen 108).
28
Amen, ik zeg jullie:
er zijn sommigen van hen die hier staan
die de dood niet zullen smaken 109)
voordat zij de mensenzoon hebben zien 110) komen in zijn koningschap 111).
17:1 En 112) na zes dagen neemt Jezus Petrus en Jakobus en Johan¬nes, diens broer, mee,
en hij brengt hen een hoge berg op,
apart. 113)
2 En zijn uiterlijk 114) veranderde 115),
vóór hen 116):
zijn gezicht straalde als de zon,
zijn kleren werden wit als het licht.
3 En ziedaar,
Mozes liet zich aan hen zien en Elia
die met hem in gesprek waren.
4 Petrus begon te spreken 117)
en zei tegen Jezus:
Heer,
goed, dat wij hier zijn!
Als je wilt,
zal ik hier drie tenten maken/opslaan,
voor jou één, voor Mozes één en voor Elia één.
5 Terwijl hij nog sprak,
ziedaar,
een lichtende wolk overschaduwde hen,
en ziedaar,
een stem uit de wolk die zei:
Dit is mijn zoon, mijn geliefde
in wie ik welbehagen heb,
hoor naar hem.
6 En toen de leerlingen dat hoorden,
vielen ze op hun gezicht
en vreesden zeer.
7 En Jezus kwam naar hen toe,
raakte hen aan en zei:
Sta op en vrees niet. 118)
8 Toen ze hun ogen opsloegen,
zagen ze niemand behalve hem, Jezus alleen.
9 En terwijl zij afdaalden van de berg,
gaf Jezus hun een opdracht en zei:
Zeg aan niemand wat jullie gezien hebben,
totdat de mensenzoon uit de dood is opgestaan 119)
10 En zijn leerlingen stelden hem de vraag:
Waarom zeggen nu de schriftgeleerden:
Elia eerst moet komen?
11 Hij gaf hun antwoord:
Elia komt
en hij zal alles herstellen;
12
ik zeg jullie:
Elia is al gekomen,
en ze hebben hem niet herkend
maar ze hebben met hem gedaan
wat ze maar wilden;
zo moet ook de mensenzoon door hen lijden. 120)
13 Toen begrepen de leerlingen
dat hij hun over Johannes de Doper sprak.

14 Weer 121) bij de schare gekomen
kwam er een mens op hem af
die voor hem op z´n knieën neerviel
15 en zei:
Heer, ontferm u over mijn zoon;
hij is maanziek en lijdt vreselijk:
hij valt dikwijls in het vuur
en dikwijls in het water.
16
En ik bracht hem bij uw leerlingen,
maar die waren niet bij machte hem te genezen.
17 Jezus antwoordde en zei:
o geslacht zonder vertrouwen en dwars,
tot wanneer zal ik bij jullie zijn?
tot wanneer zal ik jullie uithouden?
Breng hem hier bij mij.
18 En Jezus sprak hem bestraffend toe
en de demon verliet hem
en de jongen was vanaf dat uur genezen.
19 Toen gingen de leerlingen naar Jezus toe
- die op zichzelf was — en zeiden:
Waarom waren wij niet bij machte
die [demon] uit te drijven?
20 Hij zei tegen hen:
wegens jullie geringe vertrouwen;
want echt, ik zeg jullie:
als je vertrouwen had als een mosterdzaad
en je zou tegen deze berg zeggen:
ga over van hier naar daar —
hij zou het doen,
en niets zou jullie onmogelijk zijn.
18:1 Op 122) dat uur kwamen de leerlingen tot Jezus,
en zeiden:
Wie is dan wel de meeste in het Koninkrijk der hemelen?
2 En hij riep een kind tot zich,
stelde dat in hun midden en zei:
3
Amen, ik zeg jullie,
als jullie je niet omkeren
en worden als de kinderen,
zal je het Koninkrijk der hemelen niet binnengaan.
4
Ieder die zichzelf nederig maakt als dit kind,
die is de meeste in het koninkrijk der hemelen.
5
En ieder die één zo´n kind ontvangt in mijn naam,
die ontvangt mij.
6
maar wie één deze kleinen,
die in mij geloven,
tot een verhindering wordt,
het past zo iemand,
dat hem een molensteen om de nek gehangen
en hij in de diepte der zee verzwolgen was.
7
Wee, de wereld van verhinderingen.
want onvermijdelijk komen er hinderingen,
maar wee de mens door wie de verhindering komt.
8
Indien je hand of voet je hindert,
sla die af en werp die weg!
Want het is beter tot het leven in te gaan,
terwijl je krom of kreupel bent,
dan met twee handen en voeten in het eeuwige vuur geworpen te worden.
9
En indien je oog je hindert;
haal het er uit en werp het van je weg!
Want het is beter met één oog het leven in te gaan,
dan twee ogen hebbend, in het hellevuur geworpen te zijn.
10
Let op, dat je niet één van deze kleinen veracht.
want ik zeg jullie,
dat hun engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht van mijn Vader in hemelen zien.

11
[Want 123) de Zoon van de Mens is gekomen om zij die verloren zijn te redden 124)]

12
Hoe 125) lijkt het jullie:
als het een zeker mens gebeurt,
dat hij honderd schapen heeft
en één van hen geraakt verdwaald,
zal hij de negenennegentig niet achterlaten op de bergen
om het verdwaalde te gaan zoeken?
13
En als het gebeurt, dat hij het vindt,
amen, ik zeg jullie,
dat hij zich over deze meer verheugt,
dan over de negenennegentig die niet verdwaald waren.
14
Zo is het ook voor jullie Vader in de hemelen
niet de bedoeling dat één van deze kleinen verloren zou gaan.

15
Indien je broeder zondigt, ga heen,
stel het aan de orde, tussen jou en hem alleen.
Als hij naar je luistert, heb je je broeder gewonnen.
16
Maar als hij niet naar je luistert,
neem nog één of twee met je,
want bij monde van twee of drie getuigen zal elke uitspraak bestaan.
17
Als hij echter naar hen niet luistert,
zeg het de gemeente
en als hij naar de gemeente niet luistert,
zal hij je zijn als de heiden en de tollenaar.
18
Amen, ik zeg jullie, wat jullie op aarde binden,
zal in de hemel gebonden zijn,
en wat jullie op aarde ontbinden,
zal in de hemel ontbonden zijn.
19
Opnieuw zeg ik jullie:
als twee van jullie op aarde samenstemmen,
over elke zaak, waar zij om vragen,
het zal hen van mijn Vader, die in de hemelen is, gebeuren.
20
Want waar twee of drie samengekomen zijn in mijn naam,
daar ben ik in hun midden.

21 Toen 126) kwam Petrus naar hem toe en vroeg hem:
Heer,
hoeveel maal mag mijn broeder tegen mij zondigen
en moet ik hem vergeven? Tot zeven maal?
22 Jezus zei hem:
Ik zeg je, niet zeven maal
maar tot zeventig maal zeven.
23
Daarom is het koninkrijk der hemelen 127)
te vergelijken met een mensenkoning,
die een rekening wilde vereffenen met zijn slaven.
24
Toen hij met vereffenen begon
werd hem één voorgeleid
die tienduizend talenten schuldig was.
25
Omdat hij niets had om terug te geven
beval de heer hem te verkopen
met zijn vrouw en de kinderen
en al wat hij had
zodat terugbetaald kon worden.
26
De slaaf nu viel neer,
knielde voor hem en zei:
heb toch geduld met mij!
en ik zal u alles teruggeven.
27
En de heer van die slaaf
werd met ontferming bewogen,
maakte hem los
en schold hem de schuld kwijt.
28
Toen die slaaf buiten kwam
trof hij één van zijn medeslaven
die hem honderd denariën schuldig was,
en hij greep hem beet, knevelde hem en zei:
Geef wat je schuldig bent terug!
29
Zijn medeslaaf nu viel neer,
smeekte hem met de woorden:
heb toch geduld met mij!
en ik zal je teruggeven.
30
Maar hij wilde niet,
ging weg en wierp hem in het gevang
totdat hij het verschuldigde had teruggegeven.
31
Toen nu zijn medeslaven zagen
wat er gebeurd was
werden ze zeer treurig
en zij gingen hun heer vertellen
al wat er gebeurd was.
32
Toen riep zijn heer hem bij zich
en zei tot hem:
Slechte slaaf,
heel die schuld heb ik je kwijtgescholden
toen je mij erom smeekte;
33
moest jij niet óók
erbarmen tonen om je medeslaaf
zoals ook ik erbarmen getoond heb om jou?
34
En zijn heer werd toornig
en gaf hem over aan de folteraars
totdat hij hem al het verschuldigde had teruggegeven.
35
Zo zal ook mijn hemelse vader jullie doen,
als jullie niet, ieder aan zijn broeder,
van harte vergeving schenkt.
20:1
Want 128) het koninkrijk der hemelen
lijkt op een mens, een huismeester,
welke `s ochtends vroeg uitgaat
om arbeiders te huren
voor zijn wijngaard.
2
Akkoord gegaan met de arbeiders
voor een dinar per dag,
stuurt hij hen naar zijn wijngaard.
3
Als hij uitgaat rond het derde uur
ziet hij anderen die op de markt stonden, zonder werk.
4
Hij zegt tot hen:
gaat ook gij naar de wijngaard
en wat rechtvaardig is, zal ik jullie geven.
5
Ook zij gaan heen.
Weer gaat hij uit,
rond het zesde en het negende uur
en doet evenzo.
6
Rond het elfde uur gaat hij uit,
vindt anderen die daar gestaan hebben
en zegt tot hen:
waarom stonden jullie hier de hele dag, zonder werk?
7
Zij antwoorden hem:
omdat niemand ons huurt.
Hij zegt tot hen:
gaat ook gij naar de wijngaard.
8
Bij het vallen van de avond
zegt de heer van de wijngaard tot zijn opzichter:
Roep de arbeiders
en betaal hun het loon uit
te beginnen met de laatsten tot aan de eersten.
9
Als degenen van het elfde uur komen
ontvangt iedereen een dinar.
10
Als de eersten komen,
veronderstellen zij
dat zij meer zullen ontvangen;
en ook zij ontvangen elk een dinar.
11
Bij de ontvangst morren ze tegen de landheer
12
ze zeggen:
Deze laatsten hebben maar één uur gewerkt
en u hebt hen gelijk gemaakt aan ons
die de last van de dag en de hitte hebben gedragen.
13
Maar hij antwoordt één van hen en zegt:
Vriend, ik doe ú geen onrecht aan
bent u niet akkoord gegaan met één dinar?
14
Neem het uwe en ga heen.
Ik wil deze laatste hetzelfde geven als ook aan u.
15
Of staat het mij niet vrij
te doen wat ik wil met het mijne?
Of is uw oog boos omdat ik goed ben?
16
Zo zullen de laatsten eersten zijn
en de eersten laatsten.
21:1 En toen zij Jeruzalem naderden 129)
en in Bethfage kwamen, aan de olijfberg,
zond Jezus twee leerlingen uit en zei tot hen:
2
Ga op weg naar het dorp,
dat tegenover jullie is,
en meteen zullen jullie
een vastgebonden ezel vinden,
met haar veulen.
Maak die los en voer ze tot mij.
3
En als iemand jullie zegt:
waarom?
dan zullen jullie zeggen:
De heer heeft hen nodig.
Meteen zal hij hen terugzenden.
4 Dit is gebeurd,
opdat vervuld zou worden,
wat gesproken is door de profeet, die zegt:
5
Spreek tot de dochter van Sion: 130)
zie, je koning komt tot je
zachtmoedig, rijdend op een ezel
en op een veulen, het jong van een lastdier.
6 De leerlingen gingen op weg
en deden zoals Jezus hun opgedragen had.
Zij voerden de ezel en het veulen mee,
7 en legden de gewaden op hen,
en hij ging boven op hen zitten.
8 Er was een zeer talrijke menigte,
en zij spreidden hun eigen gewaden op de weg,
anderen sloegen takken van de bomen,
en begonnen die op de weg te spreiden.
9 En de menigten,
zowel die hem vooruitgingen als die navolgden,
riepen het uit:
Hosanna voor de zoon van David! 131)
Gezegend die komt in de naam van de HEER,
Hosanna in de hoge!
10 En toen hij Jeruzalem binnenkwam,
was heel de stad geschokt en zei men:
11
Wie is deze?
De menigten evenwel zeiden:
Deze is de profeet, Jezus,
uit Nazareth in Galilea

12 Jezus 132) ging de tempel binnen
en joeg allen die in de tempel verkochten en kochten naar buiten,
de tafels van de geldwisselaars wierp hij omver
ook de zitjes van degenen die duiven verkochten.
13 en hij zei tot hen:
Er staat geschreven:
Mijn huis zal een huis van gebed worden genoemd 133),
maar jullie maken er een rovershol van.
14 Er kwamen blinden en verlamden tot hem in de tempel
en hij genas hen.
15 Maar toen de oversten en de schriftgeleerden zagen de wonderen
die hij deed
en de kinderen die in de tempel riepen, zeggende:
Hosanna de zoon van David,
waren zij gekrenkt,
16 en zeiden tot hem:
hoor je wat die daar zeggen?
Jezus zei tot hen:
Ja.
Hebben jullie nooit gelezen:
uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt gij u lofprijzing bereid 134).
17 En hij verliet hen,
ging naar buiten, de stad uit naar Bethanië
en overnachtte daar.

23 Toen hij de tempel was binnengegaan 135)
kwamen de overpriesters en de oudsten van het volk naar hem toe
terwijl hij onderricht gaf.
Zij zeiden:
met welke bevoegdheid doet u dat?
en wie heeft u deze bevoegdheid gegeven?
24 Jezus antwoordde hen en zei tegen hen:
Ik zal u ook een vraag stellen
en wanneer u mij daarop antwoord geeft,
zal ik u zeggen met welke bevoegdheid ik dat doe.
25
De doop van Johannes, waar kwam die vandaan?
Uit de hemel of uit mensen?
Zij overlegden met elkaar en zeiden:
Als wij zeggen:
‘uit de hemel’
dan zal hij zeggen:
waarom hechtten jullie dan geen geloof aan hem?
26
Maar wanneer wij zeggen:
uit mensen,
dan moeten wij de menigte vrezen,
want iedereen houdt Johannes voor een profeet.
27 En zij gaven Jezus als antwoord:
wij weten het niet.
Toen zei hij tegen hen:
dan zeg ik u ook niet met welke bevoegdheid ik dat doe.

28
Wat vind u?
Iemand had twee kinderen.
Hij gaat naar de eerste toe en zegt:
kom vandaag in mijn wijngaard werken.
29
Maar hij antwoordt:
ik heb geen zin.
Later bedenkt hij zich en gaat toch.
30
Hij gaat naar het andere (kind) en vraagt hetzelfde.
Deze antwoordt:
ik (ga) heer,
maar hij ging niet.
31
Welke van deze twee heeft gedaan wat de vader wil?
Zei zeiden:
de eerste.
Zegt Jezus tegen hen:
werkelijk, ik zeg u:
de tollenaars en de hoeren gaan eerder naar het koninkrijk van God dan u!
32
Want Johannes kwam naar u toe op de weg van de gerechtigheid,
maar u hechtte geen geloof aan hem.
Maar de tollenaars en de hoeren geloofden hem wel.
En toen u dat zag hebt u zich niet bedacht om later toch geloof aan hem te hechten.

33 Luistert 136) naar een andere gelijkenis.
Er was 137) een mens, heer des huizes,
zo iemand die een wijngaard plantte,
een muur 138) eromheen aanlegde
en er een perskuip 139) in uithakte, -
hij bouwde een toren
en verhuurde hem aan landbouwers
en ging weg van zijn volk 140).
34
Toen dan de tijd van de vruchten naderbij was gekomen,
zond hij zijn dienaren naar de landbouwers 141)
om zijn vruchten te nemen 142).
35
Toen namen 143) de landbouwers zijn knechten,
ze ranselden de een af,
doodden de ander
en stenigden de derde.
36
Opnieuw zond hij andere knechten
meer dan de eersten
en zij deden met hen hetzelfde.
37
Tenslotte zond hij hen zijn zoon, zeggend:
Zij zullen mijn zoon ontzien.
38
Maar toen de landbouwers de zoon zagen,
zeiden ze onder elkaar:
Daar is de erfgenaam 144):
kom op! laten wij hem doden opdat wij zijn erfenis hebben 145)
39
Zij namen hem,
wierpen hem uit de wijngaard
en doodden hem.
40
Wanneer dan de heer van de wijngaard komt,
wat zal hij met die pachters doen?
41 Zij zeggen tegen hem:
De kwaden zal hij op een kwade 146) manier te gronde richten 147)
en de wijngaard zal hij aan andere pachters geven,
zulken die hem de vruchten zullen geven op hun tijd.
42 Jezus zegt tegen hen:
Hebben jullie nooit in de schriften nagelezen:
de steen die de bouwers onbruikbaar verklaarden,
die is geworden tot kop van de hoek –
vanwege de Heer is dat geschied
en het is verwonderlijk in onze ogen’? 148)
43
Op grond daarvan zeg ik jullie
dat het koningschap van God van jullie zal worden afgenomen
en aan een volk gegeven zal worden
dat zijn vruchten voortbrengt.
44
Hij 149) die op deze steen valt,
zal ingedeukt worden,
en op wie hij ook maar valt,
die zal hij vermorzelen.
45 Toen de overpriesters en de farizeeën naar zijn gelijkenissen luisterden,
wisten zij dat hij [het] over hen zegt.
46 Hoewel ze hem zochten te grijpen,
vreesden zij de menigten,
aangezien zij hem voor een profeet hielden.

1eigenlijk staat er: zee!
2Hebraïsme, hier bewust gebruikt voor het volgen van de leraar
3achterlaten of loslaten; vanwege vs. 22 ook hier met achterlaten vertaald
4dwz. zij gingen met hem op weg, zij werden zijn reisgenoten
5vertaling van Klaas Eledering, Peter Crom en Jaap Goorhuis
6de betekenis van μακάριος is lastig. Zalig en gelukkig vatten niet wat hier wezenlijk gezegd wordt, nl. God's solidariteit met hen die hier Μακάριοι genoemd worden. Vandaar de keuze voor gezegend
7Een schepel is een korenmaat van 9 à 10 liter en komt overeen met de hier genoemde μόδιος. Maar het woord 'korenmaat' laten staan kan natuurlijk ook
8vertaling van Leen de Ronde
9vertaling van Adriaan Soeting
10vertaling van Kees Meijer
11Letterlijk “enkel(voudig)”, “eerlijk/echt/betrouwbaar”. Overdrachtig “zonder bijbedoeling”.
12πονηρὸς‚ in fysieke zin: slechte conditie, ziek. In ethische zin: slecht, gedegenereerd, boosaardig. In Mt 6, 13 de boze, het kwaad.
13vertaling van Jaap Goorhuis
14vertaling van Frans Wiersma
15 Ps. 6:9
16De NBV kent het onderscheid tussen ‘mens’ en ‘man’ niet – vreemd...
17De NBV laat ‘egeneto’ weer weg en verwisselt in de 2e helft ook onnodig deelwoord en hoofdwerkwoord (‘komen’ en ‘aanliggen’)
18In de vraag lijken mij de accenten belangrijk: ‘dia ti’ : ‘waarom nu’; en lidwoord beklemtoond: ‘die’ (zo ook Naardense bijbel; NBV en Willibrordvertaling laten dit lidwoord weg)
19‘ischuontes’ niet ‘gezonde mensen’ (Naardense bijbel / Willibrordvertaling / NBV), maar de ‘sterken’, de kunners
20vertaling van Marianne Storm
21Ik heb me hier laten inspireren door de vertaling van Pieter Oussoren.
22Of "raadsvergaderingen" van Oussoren, en "het gerecht" bij NBV, hoewel dit heel abstract klinkt.
23Met Oussoren.
24Of met Oussoren "het einde bereiken met de steden van Israël".
25"Hel"roept vaststaande beelden op, daarom is het verkieslijker hier de NBV te volgen, zegt ook Harry Pals.
26Zoals Harry Pals hier opmerkt: Wat maakt de NBV er iets gruwelijks van met 'dood' en 'Gods wil'!
27Dit betekent in dit verband, denk ik, ook: "meer waard zijn dan", "overtreffen".
28De betekenis "belijden" lijkt me te bepaald; "erkennen" staat in de NBV; Pieter Oussoren vertaalt (te?) mooi met "zich uitspreken als één met mij".
29Of "ontkent".
30Of "wie nee zegt tegen mij, tegen hem zal ook ik nee zeggen ...".
31Vgl. Micha 7:6
32Bij het maken van deze vertaling had ik de vertaling van Klaas Eldering in 2007 ernaast liggen.
33vertaling van Marianne Storm
34De NBV heeft “het optreden”; maar Matteus heeft dáár een eigen woord voor: paraginesthai, bij de wijzen in 2,1; bij Johannes de Doper in 3,1 en bij Jezus in 3,13.
35Of met Klaas Eldering in 2007: “zei hij tot hem door zijn leerlingen die hij stuurde:”.
36De NBV heeft slechts: “Zeg tegen Johannes: “.
37Jaap Goorhuis schrijft in 2007: bij 'armen' staat een passivum, mooi als dat in de vertaling kan meeklinken, bijv. 'wordt evangelie verkondigd' (NB). Ik denk dat “ontvangen” ook van een passiviteit getuigt. De NBV heeft hier wel in het passief: "het goede nieuws wordt bekend gemaakt"!
38of, met Jaap Goorhuis, 2007: “goed af”.
39Of: “heen en weer geschud”, het “wuiven van het riet in de wind” in de NBV klinkt mooi, maar lijkt me te lieflijk.
40in een vrije vertaling naar Pieter Oussoren.
41of zoals in de NBV: “ik verzeker jullie”.
42In de NBV hier weer “opgetreden”!
43Of: hore/laat hij horen.
44vertaling van Jaco Zuurmond
45er staat ‘kairos’, d.i. juiste, bepalende tijd. Vandaar de vertaling ‘juist ... tijd’. Eens te meer wordt door dit ‘kairos’ de perikoop verbonden met de verzen die eraan voorafgaan. Ofwel met de dreigende woorden die gesproken worden tot Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm omdat ze niet tot inkeer komen.
46letterlijk: antwoordde en zei
47of dank - het werkwoord drukt vooral instemming uit
48letterlijk: jou/jij
49Zoals bekend kent het Grieks het gebruik van hoodletters bij woorden als 'vader' en 'zoon' niet.
50zo stelt het u tevreden
51Letterlijk: komt allen tot mij - imperatief. Met het oog op een soepele overgang naar het ‘die vermoeid zijn en die lasten dragen’ is gekozen voor aanvoegende wijs
52letterlijk: bruikbaar, maar in de beeldspraak van het ‘juk’ lijkt me (goed) ‘passend’ passend. Eerlijk gezegd vind ik de vertaling ‘zacht’ wat te lief. Het gaat om wat anno 2008 ‘maatwerk’ heet
53vertaling van Leen de Ronde
54het is van belang om hier concordant te vertalen met vs.1, vanwege de parellel tussen Jezus die naar de (volkeren)zee uitgaat en de uitgaande zaaier
55 Jesaja 6:9-11, LXX
56de nadruk die het vooraan in de zin geplaatste ´umoon´ heeft, wordt vertaald door middel van herhaling
57dit hebreïsme laat ik onvertaald
58de afwisseling tussen ´idein´ en ´blepein´moet wel op een bepaalde manier recht gedaan worden, ook al is het waarschijnlijk puur stilistisch
59zie aant. vs. 22 en 27
60vertaling van Frans Wiersma
61nl. het bericht over de moord op Johannes de Doper
62ἀναχωρέω letterlijk een andere streek opzoeken, weggaan of sterker, n.a.v. het gehoorde
63πεζῇ letterlijk ´te voet´ hier als tegenstelling tot het scheepgaan van Jezus weergegeven met ´over land´
64woestijn moet hier niet ongenoemd blijven gezien de vele connotaties in de rest van TNCH en NT: desertus locus!
65σπλαγχνίζομαι geraakt in de baarmoeder. Gezien de gangbare vertaling van eleison met ontferming, lijkt hier een andere keuze gemaakt te moeten worden. Cf. o.a. Mat. 9:36, 14:14 en 15:32. In evangeliën altijd bij Jezus of manifestatie van God de vader: vader van de verloren zoon en de barmhartige Samaritaan: Mar. 6:34 en Mar. 8:2 ; Luc. 7:13, 10:33, 15:20.
66ἄῤῥωστος <- ῥώννυμι sterk zijn, hier met ontkenning: de krachtelozen worden gesterkt
67zie onder noot 2, niet wegvertalen met eenzaam o.i.d.
68ἀπολύω heeft ook de betekenis van vergeven, losmaken van je lasten
695 + 2 = vijf vingers aan iedere twee handen; cf. Mat. 15:34: zeven broden en wat visjes; zeven als getal van volheid? Genoeg eten voor iedere dag van de week. Vijf als verwijzing naar Thora.
70Psalm 23, geen χόρτος, maar wel de grazigheid van "topon chloes" van Hebr. דֶּשֶׁא‎ - gras
71cf. Lev. 19:24 .
72velen lezen hier een eucharistische verwijzing of eschatologisch. Cf. ook Jes. 25:6-9 en Mat. 8:11-12 en Mat. 22:2 .
73genoeg voor iedere stam, cf. Mat. 15:38, zeven korven genoeg voor de zeven volkeren die t.b.v. Israel zijn verdreven Deut. 7:1
74vijfduizend: cf. de keurtroepen van Jozua 8:12, cf. Mat. 15:38, vierduizend: alle windstreken. De eerste spijziging is zo gelezen t.b.v. Israël en de tweede t.b.v. de volkeren. De reden daarvan ligt ertussenin: Mat. 15:21 vv, de vrouw uit de volkeren wijst Jezus op de kruimkens van de tafel… dus niet alleen voor “de verloren schapen van Israël” uit 15:24, maar ook andere volken met een "groot vertrouwen" uit 15:28.
75vertaling van Machteld van Woerden
76kan ook 'meteen' zijn, of 'terstond'. Voor de leesbaarheid is gekozen voor 'direct'; in alle gevallen gesproken in verband met woorden of daden van Jezus
77niet: wegzenden van de menigte; Jezus gaat zèlf weg, maakt zich los
78lett. de wind was tegen
79zie aant. bij vs. 22
80woordspel met de godsnaam 'ik ben'
81vertaling van Leen de Ronde
82zie volkerentafel Gen. 10:15, ook Gen. 9:18 e.v.
83wellicht een toespeling op Izebel, zie 1Kon. 16:19 e.v.en 1Kon. 21 i.h.b.v.23-26
84laat haar gaan, - zie ook v.32 - ligt als vertaling meer voor de hand, maar gezien Jezus reactie in v. 24 vat hij het anders op
85deze uitdrukking herinnert er aan dat Jezus hier nog altijd op heidens terrein, bij de volkerenzee, opereert.
86vertaling van Harry Pals
87heel nadrukkelijk
88zo Willibrord, NB en NBV
89door mij apart gezet vanwege de nadruk; `dei´ regeert heel de vervolgzin (dat verwaarlozen NBV en HSV); NB legt teveel uit `een andere weg moet gaan´
90zo hard is het woord in de LXX
91NBV te gemakkelijk `maar´
92waarom voegt de NBV `uit de dood´ toe?
93Willibrord: `de les te lezen´ — is wat voor te zeggen
94zo vertaald vanwege het nadrukkelijke `ho de´
95NBV: `keerde hem de rug toe´, is wat voor te zeggen
96NBV parafraseert heel slap: `Je zou me nog van de goede weg afbrengen´
97NBV voegt `alleen´ in
98weer heel nadrukkelijk
99zo vertaald om de tekst `langzaam´ te lezen; NB: `als iemand dat echt wil...´
100beter dan het gebruikelijke `moet´
101ἀπαρνέομαι LXX-vertaling van מָאַס‎; Willibrord: `met zichzelf breken´ ook te overwegen; ik kies liever niet voor het al te grote traditionele `zichzelf verloochenen´
102`leven´ is toch te plat; Chouraqui heeft `étre´
103`behouden´ (NBV) is te passief
104actief, dus niet `schade lijden´; NBV heel plat `het leven er bij inschiet´
105NBV ruilt het concrete `geven´ in voor `over hebben´
106Willibrord en NBV: `bekleed met´ — dat zal de bedoeling wel zijn
107Willibrord voegt het kapitalistische `loon´ in; NBV heeft `belonen´, HSV het strenge `vergelden´
108πρᾶξις i.t.t. de geciteerde LXX-fragmenten enkelvoud; de Statenvertaling vertaalt ook zo
109NBV plat `sterven´
110NBV vertaalt met het abstracte `meegemaakt´
111opener dan `koninkrijk´; NBV heeft in deze lijn `koninklijke heerschappij´
112vertaling van Marianne Storm
113Bij het opnieuw vertalen van dit fragment ben ik uitgegaan van de vertaling in 2008, door Harry Pals. Het meeste heb ik overgenomen. Dat geldt ook voor zijn aantekeningen, die ik niet weer apart vermeld heb.
114Het voorstel in 2008 van Frans Wiersma “verschijningsvorm” kan ook.
115Het griekse werkwoord wordt gewoonlijk in het passivum gebruikt; “veranderen” heeft ook een passieve betekenis, dus lijkt het mij niet nodig om hier – met Harry Pals – “werd veranderd” te vertalen.
116of: voor hun aangezicht / in hun tegenwoordigheid
117of: “reageerde zo”
118“laat je opwekken” vertaalt Harry Pals. Zo wil hij wijzen op het belang van de passieve vorm van ‘egeirein’ en tevens verwijzen naar het slot van vs. 9. Ik vind die vertaling niet “mooi”, niet duidelijk, maar toch kunnen deze “vreemde” woorden creatief werken. De vertaling loopt dan mooi parallel met vs 9.
119of: opgewekt, zie vs 7.
120Pieter Oussoren vertaalt: "zó is het ook de weg van de mensenzoon om door hun toedoen te lijden!"
121vertaling van Klaas Eldering
122vertaling van Leen de Ronde
123vertaling van Peter Crom
124Ontbreekt in de belangrijke hss. vgl. Luc. 19:10
125vertaling van Leen de Ronde
126vertaling van Machteld van Woerden
127ook wel: God zelf
128vertaling van Gerda van Deelen
129vertaling van Leen de Ronde
130zie Zach 9:9
131Zie Ps. 118:25-26
132vertaling van Gerda van Deelen
133Cf. LXX Jes. 56:7, Jes. 60:7
134Cf. Ps. 8:3
135vertaling van Jaap Goorhuis
136vertaling van Frans Wiersma
137Niet zoals NBV “er was eens” dan wordt het een sprookje
138φραγμός het afsluiten, (om)heining, scheidsmuur, hindernis Cf. Ef. 2:14
139ληνός, zo ook in Op. 14:19,20 en Op. 19:15 (daar samen met de ijzeren staf uit Ps. 2:9 ) als teken van het oordeel
140ἀποδημέω letterlijk: weggaan van zijn volk, zo ook in Mat. 25:15, de laatste gelijkenis van Jezus voordat hij aan zijn lijden begint, dus letterlijk van zijn volk weggaat. Zo ook in Mar. 12:1 en Luc. 15:13, 20:9, de wijngaard en de verloren zoon
141γεωργός letterlijk: grondbewerker
142Beide keren λαμβάνω direct na elkaar: in plaats van het nemen van de vruchten, worden de knechten genomen. In NBV vervalt deze aardige aansluiting door: “vruchten in ontvangst nemen” en “grijpen”
143Beide keren λαμβάνω direct na elkaar: in plaats van het nemen van de vruchten, worden de knechten genomen. In NBV vervalt deze aardige aansluiting door: “vruchten in ontvangst nemen” en “grijpen”
144De erfgenaam buiten de poort gebruikt als verwijzing naar Jezus: Heb. 1:1 vv en Heb. 13:12 vv
145σχῶμεν <- ἔχω hebben of houden, “opstrijken” (NBV is wel heel populair….. SV: “aan ons behouden”
146Κακοὺς κακῶς opnieuw mooi identiek woordgebruik: kwaden (NBV “onmensen”!) op een kwade manier (NBV: “mensonwaardig”)
147ἀπόλλυμι doden, verderven, vernietigen, verwoesten
148Cf. Ps. 118:22,23
149vertaling van Nico Riemersma