+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Lucas
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 64 %
Luc. 23
23:1 Nadat 1) de hele menigte van hen was opgestaan,
voerden zij hem voor Pilatus.
2 Zij begonnen hem aan te klagen, zij zeiden:
Wij hebben bevonden dat deze hier ons volk in verwarring brengt
en verhindert de keizer belasting te betalen
en van zichzelf beweert een gezalfde, een koning te zijn.
3 Pilatus nu ondervroeg hem, hij zei:
Ben jij koning van de Judeeërs?
Hij antwoordde hem, hij zei:
Jìj zegt het.
4 Pilatus zei tegen de overpriesters en de massa:
Geen enkele schuld vind ik in deze mens.
5 Maar zij stonden erop, zij zeiden:
Hij ruit het volk op met zijn leerstellingen
door heel Judea en het begint al vanaf Galilea tot hiertoe.
6 Toen Pilatus dat hoorde,
vroeg hij na of de mens een Gallileeër was
7 en toen hij erachter kwam,
dat hij uit het machtsgebied van Herodes was,
zond hij hem weg naar Herodes,
omdat die ook in Jeruzalem was in die dagen.
8 Toen nu Herodes Jezus zag,
verheugde hij zich geweldig,
want al lange tijd wilde hij hem zien
omdat hij over hem had gehoord
en hij hoopte een of ander teken te zien
dat door hem gedaan werd.
9 Hij ondervroeg hem met uitvoerige toespraken,
maar hij antwoordde hem niets.
10 De overpriesters en de Schriftgeleerden stonden er gespannen bij
om hem te beschuldigen.
11 Herodes minachtte hem,
hij zowel als zijn gevolg
en nadat men zich over hem vermaakt had
door hem een mooi wit kleed om te gooien,
zond hij hem weg naar Pilatus.
12 Zij werden vrienden Herodes en Pilatus op diezelfde dag met elkaar,
terwijl ze vroeger toch vijanden voor elkaar waren.
13 Nadat Pilatus de overpriesters en de leiders en het volk bijeen had geroepen,
14 zei hij hen:
Jullie hebben mij deze mens voorgeleid als opstoker van het volk
en zie! Na hem in jullie tegenwoordigheid verhoord te hebben,
vind ìk niets in deze mens
dat te maken heeft met de dingen
waarvan jullie hem beschuldigen.
15
Maar ook Herodes niet,
die stuurde hem immers naar ons terug
en zie! niets dat de dood waard is,
is door hem ondernomen.
16
Nadat ik hem dus een pak slaag heb gegeven,
zal ik hem loslaten.
17 [Want hij moest iemand vrijlaten voor het feest]
18 Maar ze schreeuwden met heel de menigte, ze zeiden:
Neem deze weg,
laat ons Barabbas los!
19 Deze was vanwege een of ander oproer
dat in de stad was voorgevallen
en moord in de gevangenis geworpen.
20 Weer bracht Pilatus naar voren bij hen
dat hij van plan is Jezus los te laten,
21 maar zij gingen door met een keel op te zetten, ze zeiden:
Kruisig, kruisig hem!
22 Voor de derde keer zegt hij hen:
Maar wat voor kwaad heeft deze dan gedaan?
Niets dat de dood waard is, vind ik in hem;
nadat ik hem dus een pak slaag heb gegeven, zal ik hem loslaten.
23 Maar zij bleven aandringen met luider stem
eisend dat hij gekruisigd zou worden
en ze bleven doorklinken, hun stemmen.
24 Dus besliste Pilatus
dat hun eis moest geschieden:
25 hij liet degene los
die vanwege oproer en moord in de gevangenis was geworpen,
die zij gedurig eisten,
maar Jezus leverde hij over aan hun wens.
26 Zo, toen zij hem wegvoerden,
nadat zij Simon de een of andere Cyrener gegrepen hadden,
die terugkeerde van zijn akker,
legden ze hem het kruis op
om Jezus achterna te dragen.
27 Hem bleef een grote menigte volgen,
van het volk en van vrouwen
die zich op de borst sloegen
en over hem rouwden.
28 Nadat hij zich naar hen had omgedraaid, zei Jezus:
Dochters van Jeruzalem, huilt niet om mij,
maar huil om jezelf en om jullie kinderen.
29
Want zie! Er komen dagen waarop men zal zeggen:
gelukkig de onvruchtbaren,
de moederschoten die niet hebben gebaard
en de borsten die niet hebben gevoed:
30
dan beginnen ze te zeggen tegen de bergen:
valt op ons
en tegen de heuvels:
verbergt ons 2).
31
Want wanneer ze bij het groene hout deze dingen doen
- wat zal er met het dorre geschieden?
32 Er werden ook anderen aangevoerd, twee misdadigers,
om met hem gedood te worden.
33 Toen ze aankwamen bij de plaats
die Schedel wordt genoemd,
kruisigden zij hem daar;
ook de misdadigers, de ene aan zijn rechter, de andere aan zijn linkerhand.
34 [Jezus zei:
Vader vergeef hun,
want niet weten ze wat ze doen.]
Toen ze zijn kleren verdeelden,
wierpen zij het lot 3)
35 Het volk stond erbij te kijken
en ze maakten hem belachelijk,
ook de leiders, ze zeiden:
Anderen redde hij
- laat hij nu zichzelf redden,
als die de gezalfde is van God, de uitverkorene!
36 Zij vermaakten zich over hem,
ook de soldaten die dichterbij waren gekomen,
37 terwijl ze zure wijn voor hem meedroegen en zeiden:
Wanneer jij de koning van de Judeeërs bent,
red jezelf!
38 Er was ook een opschrift boven hem:
“de koning van de Judeeërs is dit”.
39 Eén van de opgehangen misdadigers lasterde hem, hij zei:
Ben jij niet de gezalfde?
Red jezelf en ons!
40 Maar de ander antwoordde hem vermanend, hij zei:
Heb jij geen angst voor God,
nu je onder hetzelfde oordeel bent?
41
Wij, terecht ontvangen wij het,
omdat wij schuldig zijn
door wat we hebben gedaan,
maar hij hier heeft niets onbetamelijks gedaan”.
42 Hij zei:
Jezus, herinner je mij, wanneer je komt in je koningschap.
43 Hij zei hem:
Amen, ik zeg je,
heden zul je met mij zijn in het paradijs.
44 Het was al ongeveer het zesde uur
en duisternis geschiedde over heel het land tot het negende uur,
45 doordat de zon ophield.
De voorhang van de tempel scheurde middendoor.
46 Toen riep hij met luider stem, Jezus zei:
Vader, aan jouw handen vertrouw ik mijn geest toe 4).
Toen hij dat had gezegd, blies hij de adem uit.
47 Toen nu de honderdman zag wat was geschied, verheerlijkte hij God, hij zei:
Deze mens was een rechtvaardige.
48 Allen die erbij waren,
menigten voor dit schouwspel,
nadat zij de dingen die geschied waren, gezien hadden,
keerden zij, terwijl zij zich op de borst slaan, terug.
49 Ze stonden er, alle bekenden van hem, op een afstand
en de vrouwen die hem gevolgd waren van Galilea
en deze dingen zagen.
50 Zie! Een man met de naam Jozef,
een raadsheer, blijkt daar te zijn,
een man zowel goed als rechtvaardig
51 - deze had niet ingestemd met hun raad noch daad –
afkomstig uit Arimathea, een stad in Judea,
iemand die leefde in de verwachting van het koningschap van God,
52 die is naar Pilatus gegaan
en vroeg het lichaam van Jezus.
53 Nadat hij het had afgenomen,
wikkelde hij het in fijn linnen
en legde hem in een graf in steen uitgehouwen
waarin nog nooit iemand heeft gelegen.
54 Het was de dag van de voorbereiding
en de sabbat lichtte op.
55 Toen nu de vrouwen gevolgd waren,
degenen die met hem uit Galilea waren meegekomen,
bekeken zij het graf en hoe zijn lichaam was neergelegd.
56 Toen zij teruggekeerd waren,
maakten zij specerijen en geurige kruiden klaar,
maar op de sabbat rustten zij naar het gebod.

1vertaling van Frans Wiersma
2Cf. Hos. 10:8
3Cf. Ps. 22:19
4Cf. Ps. 31:6