+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Openbaring
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 42 %
Opb. 21
21:9 En 1) er kwam één van de zeven engelen die de zeven schalen hebben
die waren gevuld met de zeven laatste plagen
en hij sprak tot mij, zeggend:
Kom hierheen,
ik zal je de bruid, de vrouw van het lam tonen.
10 En hij voerde mij in de geest naar een grote en steile berg
en hij toonde mij de heilige stad Jeruzalem,
neerdalend uit de hemel, van God,
11 dragend de heerlijkheid van God,
haar lichtglans gelijk zeer kostbaar gesteente,
als kristalheldere jaspissteen.
12 Zij had een grote en steile muur,
ze had twaalf poorten
en op de poorten: twaalf engelen
en namen waren erop geschreven,
dat zijn die van de twaalf stammen van de kinderen Israëls;
13 naar het oosten waren drie poorten
en naar het noorden drie poorten,
en naar het zuiden drie poorten
en naar het westen drie poorten.
14 En de muur van de stad had twaalf fundamenten
en daarop twaalf namen
van de twaalf apostelen van het lam.
15 En hij die met mij sprak had een gouden meetstok
om de stad op te meten
en haar poorten en haar muur;
16 en de stad lag daar in een vierhoek
en haar lengte was even groot als de breedte.
En hij mat de stad met de stok
over twaalfduizend stadiën,
de lengte en de breedte
en de hoogte van haar waren gelijk.
17 En hij mat haar muur,
honderdvierenveertig el naar mensenmaat,
die ook van de engel is.
18 En het bouwmateriaal van haar muur was jaspis
en de stad was van zuiver goud
gelijk zuiver kristal.
19 De fundamenten van de muur van de stad
waren gemaakt van alle soorten edelsteen:
het eerste fundament was jaspis, het tweede saffier,
het derde chalcedon, het vierde smaragd,
20 het vijfde onyx, het zesde kornalijn,
het zevende chrysoliet, het achtste beryl,
het negende topaas, het tiende chrysopraas,
het elfde hyacint, het twaalfde amethyst.
21 En de twaalf poorten waren twaalf parels,
elk van de poorten was uit één parel.
En de straat van de stad was van zuiver goud,
als doorzichtig kristal.
22 En een tempel zag ik niet in haar,
want de Heer, God, de albeheerser,
is haar tempel, alsook het lam.
23 En de stad heeft de zon niet nodig, noch de maan
om haar te beschijnen,
want de heerlijkheid van God verlicht haar
en haar lamp is het lam.
24 En de volkeren wandelen rond in haar licht,
en de koningen der aarde brengen haar hun heerlijkheid.
25 En haar poorten worden overdag niet gesloten
want daar zal geen nacht meer zijn.
26 En zij zullen de heerlijkheid en de eergeschenken der volkeren
naar haar toe brengen.
27 En niet zal er ook maar iets onreins in haar binnenkomen,
noch iemand die een gruwel of bedrog doet,
maar alleen zij die geschreven staan
in het boek des levens van het lam.

1vertaling van Machteld van Woerden