+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Lucas
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 64 %
Luc. 6
6:17 Hij 1) daalde met hen af
en ging staan op een vlakke plaats;
een grote schare van z'n leerlingen
en een grote menigte van het volk
uit heel Judea en Jeruzalem
en uit de landstreek van Tyrus en Sidon
18 die kwamen om naar hem te horen
en om genezen te worden van hun kwalen;
die gehinderd werden door onreine geesten,
werden geheeld;
19 heel de schare zocht hem aan te raken
omdat er kracht van hem uitging
en hij allen genas.
20 Hij sloeg z'n ogen op naar zijn leerlingen en zei:

Gezegend jullie, armen,
want van jullie is het rijk van God;
21
gezegend jullie die nu hongeren,
want je zult worden verzadigd;
gezegend jullie die nu wenen,
want je zult lachen!
22
gezegend jullie als de mensen je haten,
verstoten en uitschelden
en je naam verwerpen als slecht,
omwille van de mensenzoon:
23
wees blij op die dag, dans van vreugde,
want zie: groot is jullie loon in de hemel;
net zo hebben hun vaders gedaan met de profeten.
24
Maar wee jullie rijken,
jullie hebben je troost al te pakken;
25
wee jullie die nu volgepropt zijn,
jullie zullen honger kennen;
wee jullie die nu lachen,
je zult verdriet hebben en wenen;
26
wee wanneer alle mensen wèl van je spreken;
want net zo hebben hun vaders gedaan
met de leugenprofeten.
27
Maar 2) tegen jullie, die horen, zeg ik:
Heb je vijanden lief,
doe goed aan hen die jullie haten.
28
Zegen hen die jullie vervloeken,
bid voor hen die jullie krenken.
29
Houd hem, die jou op de wang slaat
ook de andere voor
en onthoud hem, die je jas afpakt,
ook je hemd niet.
30
Geef aan ieder die iets van je vraagt,
en als iemand afpakt wat van jou is,
vraag het niet van hem terug.
31
Zoals jullie willen dat de mensen jullie behandelen,
moeten jullie hen op dezelfde manier behandelen.
32
En indien jullie hen liefhebben, die jullie liefhebben,
wat is daar voor verdienstelijks aan?
Want ook zondaars hebben lief, die hen liefhebben.
33
En indien jullie goed doen
aan wie jullie goed doen,
wat is daar voor verdienstelijks aan?
Want ook de zondaars doen hetzelfde.
34
En indien jullie geld uitlenen aan hen,
van wie jullie het hopen terug te ontvangen,
wat is daar voor verdienstelijks aan?
Ook zondaars lenen geld aan zondaars uit,
om het zelfde bedrag terug te ontvangen.
35
Heb echter je vijanden lief
doe goed
en leen uit zonder het terug te verwachten;
en jullie loon zal groot zijn
en jullie zullen kinderen van de Allerhoogste zijn,
want hij is welwillend
tegenover ondankbaren en boosaardigen.
36
Wees barmhartig
zoals jullie vader barmhartig is.
37
en oordeel niet,
en jullie zullen niet geoordeeld worden.
Veroordeel niet,
en jullie zullen niet veroordeeld worden.
Schenk vergeving,
en aan jullie zal vergeving geschonken worden.
38
Geef!
en aan jullie zal gegeven worden.
Een goede maat,
aangedrukt, geschud, overlopend,
zal men jullie in de schoot geven.
Want met de maat waarmee jullie hen toemeet
zullen jullie op je beurt toegemeten krijgen.
39
Hij 3) sprak tot hen echter ook een gelijkenis:
Een blinde zal toch geen blinde
de weg wijzen,
of ze zullen beiden in een kuil vallen?
40
Een leerling is niet meer dan de leermeester.
Maar in alles bekwaam gemaakt,
zal hij aan zijn leermeester gelijk zijn.
41
Waarom zie je wel de splinter
in het oog van je broeder.
maar de balk in je eigen oog
merk je niet op?
42
Hoe zal je tegen je broeder kunnen zeggen:
Broeder, laat mij de splinter
uit je oog weghalen,
terwijl je zélf de balk in je oog niet ziet ?
Huichelaar, haal eerst de balk
uit jouw oog weg,
dan zal je toezien om de splinter,
die in het oog van je broeder is weg te halen.

1vertaling van Klaas Eldering
2vertaling van Kees Meijer
3vertaling van Leen de Ronde