+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Daniël
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 14 %
Dan. 7
7:1 In het jaar 1 van Belsassar, koning van Babylon 1)
Had 2) Daniël een droom
en visioenen voor zijn geestesoog op zijn legerstede.
Nadien schreef hij de droom op;
het begin 3) van het verslag was als volgt.
2 Daniël hief aan en zei:
Ik aanschouwde 4) in mijn nachtvisioen:
Kijk, de vier hemelwinden
brachten de grote zee aan het kolken 5).
3
Vier grote dieren rezen op uit de zee
elk van verschillende gedaante.
4
Het eerste was als een leeuw
en het had de vleugels van een adelaar.
Ik keek toe hoe het de vleugels werden uitgerukt 6)
het van de aarde werd opgetild
het op mensenbenen werd geplaatst
en het een mensenhart werd gegeven.
5
En kijk, een ander dier leek op een beer;
het lag op één zijde
en in zijn mond had het drie ribben 7) tussen zijn tanden.
Men zei aldus tegen hem: `Vooruit, 8) eet veel vlees!´
6
Daarna aanschouwde ik
en daar was nog een dier, als een luipaard.
Het had vier vogelvleugels op zijn flanken;
vier koppen had het
en het werd heerschappij gegeven.
7
Daarna aanschouwde ik in mijn nachtvisioenen
en daar was een vierde dier,
vreeswekkend, angstaanjagend en immens sterk.
Het had enorme tanden van ijzer;
het vrat en vermaalde en vertrapte de rest met zijn poten.
Het was anders dan alle eerdere dieren
en het had tien horens.
8
Ik bekeek de horens nader: 9)
Kijk, er groeide nog een ander horentje tussen omhoog
en drie van de eerste horens
werden erdoor uitgeduwd.
En kijk, in dat horentje zaten ogen als van een mens
en een mond vol van grootspraak. 10) 11)

9
Ik keek toe
hoe zetels werden opgericht
en een oude van dagen 12) ging zitten
zijn kleren wit als sneeuw
zijn hoofdhaar als schapenwol.
Zijn zetel bestond uit vuurvonken;
de wielen ervan uit laaiend vuur.
10
Een rivier van vuur vloeide
en stroomde voor hem uit.
Duizend duizendtallen dienden 13) hem;
tienduizend tienduizendtallen stonden 14) tegenover hem.
Het gerechtshof nam plaats
en boeken werden geopend.

11
Vervolgens zag ik hoe
— vanwege de grootsprakige 15) woorden
die het horentje sprak —
zag ik 16)
hoe het dier werd gedood en zijn lichaam vernietigd
en het aan de vlammenzee werd overgegeven.
12
De overige dieren werd de macht ontnomen
maar zij werden in leven gelaten
en kregen enige tijd respijt.

13
Ik aanschouwde in mijn nachtvisioen:
Kijk, met de wolken van de hemel
ging iemand als een mens. 17)
Hij kwam naar de oude van dagen
en men bracht hem tegenover hem.
14
Hem werd heerschappij, eer en koningschap gegeven
en alle volkeren, naties en talen dienden hem.
Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan
en zijn koningschap 18) zal niet worden ontbonden.

1Vertaling van Dirk Bakker. op het rooster staan alleen de verzen 9-10 en 13-14. Zie ook het commentaar van Prof. Joep Dubbink
2Letterlijk: zag
3Letterlijk: hoofd
4Overal waar deze vertaling `ik zag´/´ik keek´/´ik aanschouwde´ heeft staat er letterlijk `ik was ziende´. Dit kan op een langere duur doelen en kan eventueel worden vertaald met `ik bleef kijken/aanschouwen´
5Of: koken, bruisen, borrelen, e.d.
6Of: kaalgeplukt?
7NRSV vertaalt: slagtanden
8Letterlijk: Sta op! (Vgl. talitha, qumi!)
9hištakkēl = aandachtig bekijken.
10rabrebān kan zowel `grote dingen´ als `vele dingen´ betekenen.
11Open regels corresponderen met het begin en eind van passages die in de BHS als poëzie zijn opgemaakt.
12Zo staat het er letterlijk.
13Het werkwoord staat in het imperfectum, dat veelal met de tegenwoordige of toekomende tijd correspondeert, maar ook voor continuering van de reeds ingezette tijd kan fungeren: zie Rosenthal §178. Men kan hier dus vertalen in verleden, tegenwoordige of toekomende tijd.
14zie hiervoor
15zie noot 9
16Regelafbreking vanwege de pazer in de tekst.
17Letterlijk: mensenzoon. `Zoon´ wordt in de Semitische talen vaak in overdrachtelijke zin gebruikt om een (mede)lidmaatschap van een groep aan te geven, niet alleen letterlijk zoonschap: `zoon van Israël´ = Israëliër, `zoon van de weg´= medereiziger; etc. Hier dus niet zozeer `zoon van een mens´, maar veeleer `lid van de menselijke soort´, `human being.´
18of: koninkrijk.