+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Jona
1 2 3 4 42 %
Jona 4
4:1 Dit 1) nu was voor Jona een kwaad,
een groot kwaad,
laaiend werd hij!
2 Hij bad tot JHWH en zei:
Ach, JHWH:
was dit het niet waarvan ik sprak
toen ik nog op mijn grond was?
Daarom wilde 2) ik hiervóór naar Tarsis vluchten,
want ik wist dat Gij zijt
een God genadig en barmhartig,
lankmoedig en rijk aan goedgunstigheid
en die berouw heeft over het kwaad.
3
Nu dan, JHWH,
neem toch mijn ziel ván mij,
want het is mij goed dood te zijn:
beter dan te leven 3).
4 Maar JHWH zei:
Is het goed dat je laaiend bent?
5 Jona was vertrokken 4) uit de stad
en gaan zitten aan de oostkant van de stad;
Hij wilde 5) zich daar een bladerdak maken
en daaronder in de schaduw gaan zitten
tot hij zou zien wat er met de stad ging gebeuren 6).
6 Maar JHWH-God beschikte een wonderboom 7);
Die ging op boven Jona
om een schaduw boven zijn hoofd te zijn,
om hem te redden van zijn kwaad 8).
Jona verheugde zich over de wonderboom
met grote vreugde.
7 Maar God beschikte een worm
toen (daags) erna het morgenlicht opging 9);
Die stak de wonderboom
en deze verdorde.
8 En het geschiedde zodra de zon ging schijnen
dat God een snoeihete oostenwind beschikte;
En de zon stak op het hoofd van Jona
en hij versmachtte.
Hij wenste dat zijn ziel zou sterven en zei:
Het is mij goed dood te zijn:
beter dan te leven 10).
9 God zei tot Jona:
Is het goed dat je laaiend bent over de wonderboom?
Hij zei:
Het is goed dat ik laaiend ben - ten dode toe!
10 Toen zei JHWH:
Jíj treurt over de wonderboom
waarvoor je geen moeite hebt gedaan
en die je niet hebt grootgebracht;
die er in één nacht was 11)
en in één nacht te gronde is gegaan.
11
Zou ík dan niet treuren over Nineve, die grote stad,
waarin er zoveel zijn, meer dan 12) twaalf maal tienduizend mensen
die niet weten (te onderscheiden) tussen rechts en links,
en zoveel dieren?!

1vertaling van Jan Geurssen
2I.p.v. vluchtte heb ik modaal vertaald met wilde vluchten, omdat ik vluchtte naar Tarsis in het Nederlands de indruk wekt dat Jona Tarsis ook had bereikt. Maar dit was door de tussenkomst van JHWH niet het geval.
3Het is niet onjuist om tob—min enkel met beter dan weer te geven, integendeel. Maar het is ook van belang om tob ook nog even apart te vertalen met goed om er de aandacht op te vestigen dat (en hoe) dit woord in vers 4 terugkomt.
4Met A.S.van der Woude in zijn commentaar op Jona in de reeks de Prediking van het Oude Testament (Nijkerk, 1978) lees ik dit vers als het begin van een verklarende vertelling achteraf (flash back), die tot vs 9 gaat. Zo kan de vraag van vs 4 met die van vs 9 aangescherpt worden en kan het gesprek, dat na vs 4 lijkt te stokken, in vs 9 verder gaan om op de retorische vraag van 10 uit te lopen. De gedachte aan een flash back is overigens niet nieuw. De Statenvertaling heeft in de kantlijn bij vs 4 reeds aangetekend: Ofte/ want Jona was ter stadt uytgegaen.
5Evenals in vs 2 vertaal ik hier modaal, omdat de schaduw van de wonderboom in vs 6c die van het bladerdak lijkt te vervangen en er over dit bladerdak verder niet meer gesproken wordt.
6In het Hebr het werkwoord dat we dikwijls met geschieden vertalen. Maar deze weergave zou hier het Nederlands wel erg veel geweld aandoen.
7De plant of boom, die in het Hebr. qiqajon heet, wordt doorgaans gehouden voor een ricinus, een plant die pijlsnel opschiet, een hoogte van 12 m kan bereiken en grote bladeren krijgt. De traditionele vertaling wonderboom wordt door velen verlaten omdat het Hebr. woord zelf niet op een wonder zinspeelt. Toch kies ik voor wonderboom omdat in het derde deel (blz. 8) van de Nederlandse Oecologische Flora (red. E.J.Weeda, R.Westra, Ch.Westra en T.Westra, Hilversum 1988) de ricinus met wonderboom wordt vertaald. Met de rubberboom en de cassave hoort hij tot de wolfsmelkfamilie.
8Het Hebr. geeft hier aan dat gedacht moet worden aan redden van kwaad dat iemand of iets van buitenaf kan treffen. Dit zal een verbinding van kwaad met Jona’s boosheid of kwaadheid (zie 4,1) uitsluiten. Dan zou bij het kwaad dat Jona kan treffen, gedacht moeten worden aan vs 8, waar de zon, versterkt door de ‘snoeihete’ oostenwind, op het hoofd van Jona gaat steken, zoals de worm in vs 7 de wonderboom aanstak.
9Met het Hebr. mochorat wordt een volgende tijd aangeduid. Vaak staat er jom (dag) vóór. Omdat dit woord hier ontbreekt, zou bedoeld kunnen zijn: toen het volgende morgenlicht opging. Maar dit gaat te geforceerd klinken.
10Zie noot 2 en vergelijk met vs 9.
11Zie noot 5.
12Evenals bij goed—beter in vs 3 (zie ook noot 2) laat ik vóór meer dan het woord zoveel nog afzonderlijk klinken vanwege zoveel dieren (11d). Dan komt beter uit, dat de tekst, behalve over zoveel ménsen ook over zoveel díeren wil spreken.