+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Lucas
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 64 %
Luc. 19
19:1 Hij 1) kwam aan in Jericho en trok erdoorheen.
2 En zie, een man, genoemd met de naam Zacheüs;
Hij was oppertollenaar en hij was rijk.
3 Hij zocht te zien wie Jezus was,
maar kon het niet vanwege de menigte,
want hij was klein van stuk.
4 Hij rende naar voren
en klom in een wilde vijgenboom 2) om hem te zien
want hij zou daar langs komen.
5 En toen hij op die plek aankwam,
keek Jezus omhoog en zei tot hem:
Zacheüs, haast je en kom naar beneden,
want vandaag moet ik in jouw huis verblijven!
6 Hij haastte zich om naar beneden te komen
en ontving hem met blijdschap.
7 Allen, die het zagen, morden en zeiden:
hij is bij een zondig man binnengegaan om te rusten 3)
8 Maar Zacheüs bleef staan en zei tot de Heer:
Zie, de helft van mijn bezittingen, Heer,
geef ik aan de armen
en als ik iemand iets ontstolen heb 4)
geef ik het viervoudig terug.
9 Jezus zei tot hem:
Heden gebeurt er redding aan dit huis,
omdat ook hij een zoon van Abraham is;
10
want de mensenzoon is gekomen
om te zoeken en te redden wat verloren was.

28 Na 5) dit gezegd te hebben
ging hij voor hen uit, op naar Jeruzalem
29 En het geschiedde toen hij Betfage en Betanië naderde
bij de berg die Olijfberg genoemd wordt
dat hij twee van de leerlingen heenzond
30 zeggend:
Ga naar het dorp daarginds;
als jullie daar binnen komen
zullen jullie een vastgebonden veulen vinden
waarop nog nooit een mens zat.
Maak het los en breng het (hier).
31
Als iemand jullie vraagt:
Waarom maken jullie het los?
zeg dan dit:
Omdat de heer het nodig heeft.
32 Zij die heengezonden werden, gingen
en vonden het zoals hij hen gezegd had.
33 Toen zij het veulen 6) los maakten
zeiden de eigenaars tot hen:
Waarom maken jullie het veulen los?
34 Zij zeiden:
Omdat de heer het nodig heeft.
35 En zij brachten het naar Jezus.
Zij wierpen hun kleren op het veulen
en lieten Jezus 7) er op zitten.
36 Terwijl hij voort reed
spreidden ze hun kleren onder (hem) op de weg.
37 Toen hij de afdaling van de Olijfberg naderde
begon de hele menigte der leerlingen
verblijd, met luide stem, God te prijzen
over al de machtige daden die zij gezien hadden
38 en zeiden:
Gezegend de komende
de koning in de naam van de Heer!
In de hemel vrede
en heerlijkheid in de hoge 8)!
39 Maar sommigen van de Farizeëen in de menigte zeiden tot hem:
Meester
bestraf uw leerlingen!
40 Maar hij antwoordde:
Ik zeg jullie
als dezen zouden zwijgen, zouden de stenen schreeuwen!

41 En 9) toen hij dichterbij kwam en de stad zag
weende hij om haar en zei:
42
mocht je toch op deze dag herkennen, juist jij,
wat tot vrede leidt,
maar nu is het verborgen voor je ogen.
43
Want er zullen dagen over je komen
waarop je vijanden een wal voor je zullen opwerpen
en je zullen omsingelen
en je van alle kanten zullen insluiten;
44
ze zullen jou
en je kinderen in jou verpletteren 10)
en ze zullen in jou geen steen op de andere laten
omdat je niet de juiste tijd herkende
van het omzien naar jou. 11)

45 Hij ging de tempel binnen
en begon de kooplieden eruit te gooien
46 hen zeggend:
er staat geschreven:
‘Mijn huis zal een huis van gebed zijn’ 12)
maar jullie hebben er ‘een rovershol’ van gemaakt 13)
47 Hij gaf dagelijks onderricht in de tempel.
De overpriesters en de schriftgeleerden
zochten hem om te brengen,
zo ook de eersten van het volk,
48 en ze vonden niets wat ze konden doen,
want heel het volk klampte zich aan hem vast
om hem te horen.

1vertaling van Machteld van Woerden
2συκομωραία = sycamore, wilde vijgenboom of esdoorn
3καταλύω uitspannen, ontspannen, rust nemen
4van συκοφαντέω, vals beschuldigen, onder druk zetten, afpersen
5vertaling van Barend Drewes
6“Veulen” wordt enkele malen in dit gedeelte genoemd; nergens wordt “dier” gebruikt (zoals wel in NBV vs.33, 35).
7De eigennaam “Jezus” alleen in dit vers in deze perikoop, en niet in vs. 28 en 39.
8“de Allerhoogste”(NBV) vond ik in geen enkele andere vertaling.
9vertaling van Machteld van Woerden
10 Ps. 137:9
11nl. door God
12 Jes. 56:7
13 Jer. 7:1