+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Matteüs
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 61 %
Mat. 21
21:1 En toen zij Jeruzalem naderden 1)
en in Bethfage kwamen, aan de olijfberg,
zond Jezus twee leerlingen uit en zei tot hen:
2
Ga op weg naar het dorp,
dat tegenover jullie is,
en meteen zullen jullie
een vastgebonden ezel vinden,
met haar veulen.
Maak die los en voer ze tot mij.
3
En als iemand jullie zegt:
waarom?
dan zullen jullie zeggen:
De heer heeft hen nodig.
Meteen zal hij hen terugzenden.
4 Dit is gebeurd,
opdat vervuld zou worden,
wat gesproken is door de profeet, die zegt:
5
Spreek tot de dochter van Sion: 2)
zie, je koning komt tot je
zachtmoedig, rijdend op een ezel
en op een veulen, het jong van een lastdier.
6 De leerlingen gingen op weg
en deden zoals Jezus hun opgedragen had.
Zij voerden de ezel en het veulen mee,
7 en legden de gewaden op hen,
en hij ging boven op hen zitten.
8 Er was een zeer talrijke menigte,
en zij spreidden hun eigen gewaden op de weg,
anderen sloegen takken van de bomen,
en begonnen die op de weg te spreiden.
9 En de menigten,
zowel die hem vooruitgingen als die navolgden,
riepen het uit:
Hosanna voor de zoon van David! 3)
Gezegend die komt in de naam van de HEER,
Hosanna in de hoge!
10 En toen hij Jeruzalem binnenkwam,
was heel de stad geschokt en zei men:
11
Wie is deze?
De menigten evenwel zeiden:
Deze is de profeet, Jezus,
uit Nazareth in Galilea

12 Jezus 4) ging de tempel binnen
en joeg allen die in de tempel verkochten en kochten naar buiten,
de tafels van de geldwisselaars wierp hij omver
ook de zitjes van degenen die duiven verkochten.
13 en hij zei tot hen:
Er staat geschreven:
Mijn huis zal een huis van gebed worden genoemd 5),
maar jullie maken er een rovershol van.
14 Er kwamen blinden en verlamden tot hem in de tempel
en hij genas hen.
15 Maar toen de oversten en de schriftgeleerden zagen de wonderen
die hij deed
en de kinderen die in de tempel riepen, zeggende:
Hosanna de zoon van David,
waren zij gekrenkt,
16 en zeiden tot hem:
hoor je wat die daar zeggen?
Jezus zei tot hen:
Ja.
Hebben jullie nooit gelezen:
uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt gij u lofprijzing bereid 6).
17 En hij verliet hen,
ging naar buiten, de stad uit naar Bethanië
en overnachtte daar.

23 Toen hij de tempel was binnengegaan 7)
kwamen de overpriesters en de oudsten van het volk naar hem toe
terwijl hij onderricht gaf.
Zij zeiden:
met welke bevoegdheid doet u dat?
en wie heeft u deze bevoegdheid gegeven?
24 Jezus antwoordde hen en zei tegen hen:
Ik zal u ook een vraag stellen
en wanneer u mij daarop antwoord geeft,
zal ik u zeggen met welke bevoegdheid ik dat doe.
25
De doop van Johannes, waar kwam die vandaan?
Uit de hemel of uit mensen?
Zij overlegden met elkaar en zeiden:
Als wij zeggen:
‘uit de hemel’
dan zal hij zeggen:
waarom hechtten jullie dan geen geloof aan hem?
26
Maar wanneer wij zeggen:
uit mensen,
dan moeten wij de menigte vrezen,
want iedereen houdt Johannes voor een profeet.
27 En zij gaven Jezus als antwoord:
wij weten het niet.
Toen zei hij tegen hen:
dan zeg ik u ook niet met welke bevoegdheid ik dat doe.

28
Wat vind u?
Iemand had twee kinderen.
Hij gaat naar de eerste toe en zegt:
kom vandaag in mijn wijngaard werken.
29
Maar hij antwoordt:
ik heb geen zin.
Later bedenkt hij zich en gaat toch.
30
Hij gaat naar het andere (kind) en vraagt hetzelfde.
Deze antwoordt:
ik (ga) heer,
maar hij ging niet.
31
Welke van deze twee heeft gedaan wat de vader wil?
Zei zeiden:
de eerste.
Zegt Jezus tegen hen:
werkelijk, ik zeg u:
de tollenaars en de hoeren gaan eerder naar het koninkrijk van God dan u!
32
Want Johannes kwam naar u toe op de weg van de gerechtigheid,
maar u hechtte geen geloof aan hem.
Maar de tollenaars en de hoeren geloofden hem wel.
En toen u dat zag hebt u zich niet bedacht om later toch geloof aan hem te hechten.

33 Luistert 8) naar een andere gelijkenis.
Er was 9) een mens, heer des huizes,
zo iemand die een wijngaard plantte,
een muur 10) eromheen aanlegde
en er een perskuip 11) in uithakte, -
hij bouwde een toren
en verhuurde hem aan landbouwers
en ging weg van zijn volk 12).
34
Toen dan de tijd van de vruchten naderbij was gekomen,
zond hij zijn dienaren naar de landbouwers 13)
om zijn vruchten te nemen 14).
35
Toen namen 15) de landbouwers zijn knechten,
ze ranselden de een af,
doodden de ander
en stenigden de derde.
36
Opnieuw zond hij andere knechten
meer dan de eersten
en zij deden met hen hetzelfde.
37
Tenslotte zond hij hen zijn zoon, zeggend:
Zij zullen mijn zoon ontzien.
38
Maar toen de landbouwers de zoon zagen,
zeiden ze onder elkaar:
Daar is de erfgenaam 16):
kom op! laten wij hem doden opdat wij zijn erfenis hebben 17)
39
Zij namen hem,
wierpen hem uit de wijngaard
en doodden hem.
40
Wanneer dan de heer van de wijngaard komt,
wat zal hij met die pachters doen?
41 Zij zeggen tegen hem:
De kwaden zal hij op een kwade 18) manier te gronde richten 19)
en de wijngaard zal hij aan andere pachters geven,
zulken die hem de vruchten zullen geven op hun tijd.
42 Jezus zegt tegen hen:
Hebben jullie nooit in de schriften nagelezen:
de steen die de bouwers onbruikbaar verklaarden,
die is geworden tot kop van de hoek –
vanwege de Heer is dat geschied
en het is verwonderlijk in onze ogen’? 20)
43
Op grond daarvan zeg ik jullie
dat het koningschap van God van jullie zal worden afgenomen
en aan een volk gegeven zal worden
dat zijn vruchten voortbrengt.
44
Hij 21) die op deze steen valt,
zal ingedeukt worden,
en op wie hij ook maar valt,
die zal hij vermorzelen.
45 Toen de overpriesters en de farizeeën naar zijn gelijkenissen luisterden,
wisten zij dat hij [het] over hen zegt.
46 Hoewel ze hem zochten te grijpen,
vreesden zij de menigten,
aangezien zij hem voor een profeet hielden.

1vertaling van Leen de Ronde
2zie Zach 9:9
3Zie Ps. 118:25-26
4vertaling van Gerda van Deelen
5Cf. LXX Jes. 56:7, Jes. 60:7
6Cf. Ps. 8:3
7vertaling van Jaap Goorhuis
8vertaling van Frans Wiersma
9Niet zoals NBV “er was eens” dan wordt het een sprookje
10φραγμός het afsluiten, (om)heining, scheidsmuur, hindernis Cf. Ef. 2:14
11ληνός, zo ook in Op. 14:19,20 en Op. 19:15 (daar samen met de ijzeren staf uit Ps. 2:9 ) als teken van het oordeel
12ἀποδημέω letterlijk: weggaan van zijn volk, zo ook in Mat. 25:15, de laatste gelijkenis van Jezus voordat hij aan zijn lijden begint, dus letterlijk van zijn volk weggaat. Zo ook in Mar. 12:1 en Luc. 15:13, 20:9, de wijngaard en de verloren zoon
13γεωργός letterlijk: grondbewerker
14Beide keren λαμβάνω direct na elkaar: in plaats van het nemen van de vruchten, worden de knechten genomen. In NBV vervalt deze aardige aansluiting door: “vruchten in ontvangst nemen” en “grijpen”
15Beide keren λαμβάνω direct na elkaar: in plaats van het nemen van de vruchten, worden de knechten genomen. In NBV vervalt deze aardige aansluiting door: “vruchten in ontvangst nemen” en “grijpen”
16De erfgenaam buiten de poort gebruikt als verwijzing naar Jezus: Heb. 1:1 vv en Heb. 13:12 vv
17σχῶμεν <- ἔχω hebben of houden, “opstrijken” (NBV is wel heel populair….. SV: “aan ons behouden”
18Κακοὺς κακῶς opnieuw mooi identiek woordgebruik: kwaden (NBV “onmensen”!) op een kwade manier (NBV: “mensonwaardig”)
19ἀπόλλυμι doden, verderven, vernietigen, verwoesten
20Cf. Ps. 118:22,23
21vertaling van Nico Riemersma