+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Nehemia
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 38 %
Neh. 1
1:1 Geschiedenis van Nehemia, de zoon van Chakalja 1)
Het geschiedde in de maand Kislew in het twintigste jaar - ik was in de burcht Susan -
2 toen kwam Chanani, een van mijn broeders [bij mij], met mannen uit Juda [kwam] hij.
Ik stelde hun vragen over de Joden,
de groep die ontkomen was,
die overgebleven was van de gevankelijke wegvoering en over Jeruzalem.
3 Die mannen zeiden tegen mij:
Degenen die zijn overgebleven van de gevankelijke wegvoering,
die zijn daar in het gewest in een zeer slechte en smadelijke situatie
en de muur van Jeruzalem is vol bressen en zijn poorten zijn met vuur verbrand.
4 Zodra ik deze woorden hoorde,
zette ik mij neer en ik weende en rouwde vele dagen lang;
en zo was ik aan het vasten en bidden voor de God des Hemels.
5 Ik zei:
Ach, JHWH, God des Hemels, gij grote en geduchte godheid,
die het verbond bewaart
en de solidariteit met wie u 2) liefhebben en uw 3) geboden bewaren,
6
laat toch uw oor opmerkzaam zijn en uw ogen open,
om gehoor te geven aan het gebed van uw knecht, aan mij,
die vandaag bid voor uw aangezicht;
dag en nacht [bid ik] voor de Kinderen van Israël, uw knechten,
en belijd ik de zonden van de Kinderen van Israël:
hoe wij gezondigd hebben tegenover u;
ook ik en mijn vaderhuis, we hebben gezondigd.
7
We hebben diep tegen u misdreven.
We hebben de geboden niet bewaard,
noch de inzettingen en de rechtsregels die gij Mozes, uw knecht, hebt geboden.
8
Gedenk toch het woord dat gij aan Mozes, uw knecht, hebt geboden:
Jullie, als je trouweloos bent,
dan zal Ík het zijn, die jullie verstrooi onder de volken;
9
maar keren jullie om naar mij,
en bewaar je mijn geboden door die te doen,
dan zal ik - al waren jullie verstoten naar de rand van de hemel -
ze vandaar verzamelen
en ik laat ze [weer] komen op de plaats die ik heb verkozen
om mijn Naam daar te laten wonen.
10
Zij zijn immers uw knechten, uw volk,
dat gij hebt verlost door uw grote kracht, uw sterke hand!
11
Ach Mijn Heer,
laat toch uw oor opmerkzaam zijn op het gebed van uw knecht
en op het gebed van uw knechten die zo graag ontzag willen hebben voor uw Naam;
en laat het uw knecht gelukken en geef hem tegenover deze man erbarmen!
Ik was immers schenker van de koning.

1vertaling door Karel Deurloo
2Eigenlijk: hem
3Eigenlijk: zijn