+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Openbaring
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 42 %
Opb. 6
6:1 Ik 1) zag toen dat het bokje de eerste van de zeven zegels opende,
en ik hoorde één van de vier levende wezens
als met een donderstem zeggen: Kom !
2 En ik zag, en zie een wit paard,
en die daar op gezeten was had een boog,
en hem was een krans gegeven,
en hij ging uit overwinnende en opdat hij overwon.
3 En toen hij het tweede zegel opende,
hoorde ik het tweede levende wezen zeggen: Kom !
4 En er ging een ander, een rossig paard (vos, vurig) uit,
En die daarop gezeten was,
hem was gegeven de vrede van de aarde weg te nemen
zodat ze elkaar zullen afslachten.
En hem was een groot zwaard gegeven.
5 En toen hij het derde zegel opende,
hoorde ik het derde levende wezen zeggen: Kom !
En ik zag, en zie, een zwart paard,
En die daarop gezeten was had een juk in zijn hand,
6 en ik hoorde als een stem te midden van de vier dieren zeggen:
een schepel graan voor een denarie,
en drie schepels gerst voor een denarie,
en doe geen onrecht aan de olie en de wijn !
7 En toe hij het vierde zegel opende,
hoorde ik de stem van het vierde levende wezen zeggen: Kom !
8 En ik zag, en zie, een vaal paard
en die daar bovenop gezeten was,
Zijn naam was: Dood,
en de onderwereld volgde hem na.
En aan hem werd macht gegeven over een vierde deel van de aarde.
Om te doden door het zwaard en door de honger,
door de dood en van de wilde dieren van de aarde.
9 En toen hij het vijfde zegel opende,
zag ik onder het altaar de zielen van hen die afgeslacht waren,
omwille van het woord van God
en omwille van de getuigen, die zij waren 2).
10 En met een luide stem schreeuwden zij, zeggend:
Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heer,
dat u niet oordeelt en ons bloed wreekt
aan zij, die op de aarde wonen.
11 En aan ieder van hen was een witte gewaad (stola) gegeven,
en hen werd gezegd,
om nog een korte tijd rust te houden,
tot het aantal van hun mededienaren en hun broeders
volgemaakt zou zijn,
die op het punt stonden ook gedood te worden, zoals zij.
12 Ik zag dat hij het zesde zegel opende,
En er gebeurde een grote aardbeving,
en de zon werd zwart als een haren zak,
en de gehele maan werd als bloed,
13 en de sterren vielen uit de hemel op de aarde,
zoals een vijgenboom zijn vruchten,
door een sterke wind bewogen, afwerpt,
14 en de hemel trok zich terug,
als een boekrol die opgerold wordt.
En elke berg en eiland werd van zijn plek bewogen.
15 Ook de koningen der aarde en de grootmachten
en de aanvoerders en de rijken en de sterken,
en elke slaaf en vrije,
ze hebben zichzelf verborgen
in de spelonken en de in rotsen van de bergen.
16 En zij zullen tot de bergen en de rotsen zeggen:
Val op ons en verberg ons
voor het gelaat van hem die zit op de troon,
en voor de toorn van het bokje.
17 Want gekomen is de grote dag van hun toorn
en wie kan zich staande houden?

1vertaling van Leen de Ronde
2martelaarschap