+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Jeremia
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 13 %
Jer. 20
20:7 Gij hebt mij verleid, JHWH, en ik heb mij laten verleiden; 1)
gij hebt mij overweldigd, 2) en gij hebt overwonnen;
ik ben iemand geworden om uit te lachen, 3) heel de dag
zij allen bespotten mij.
8 Want zo vaak als ik spreek, schreeuw ik het uit:
`Geweld en mishandeling!´ 4) roep ik
want het woord van JHWH is mij geworden
tot een smaad en een bespotting heel de dag.
9 En als ik zei:
Ik zal hem niet meer gedenken,
en ik spreek niet meer in zijn naam
dan was `t in mijn hart als een brandend vuur, 5)
opgesloten in mijn gebeente,
en deed ik moeite het binnen te houden,
dan kon ik dat niet.
10 Voorwaar, ik heb het gefluister van velen gehoord,
verschrikking rondom: 6)
Geef hem aan, laten we hem aangeven!
Elk mens die mij goedgezind is
wacht op een uitglijder 7) van mij:
'Misschien zal hij verleid worden
en zullen we hem overwinnen
en nemen we op onze manier 8) wraak op hem.'

11 Maar de Heer is met mij als krachtige held
daarom zullen mijn achtervolgers struikelen
en niet overwinnen;
zij zullen zeer beschaamd worden
omdat ze geen succes hebben
een eeuwige belediging die niet vergeten zal worden.
12 Daarom, JHWH van der legerscharen
die de rechtvaardige onderzoekt
die nieren en hart aanziet,
laat mij uw wraak op hen mogen zien
want aan u heb ik mijn rechtszaak onthuld.

13 Zing voor de Heer!
Loof de Heer!
want hij redt het leven van de behoeftige
uit de hand van de kwaaddoeners.

1Vertaling van Joep Dubbink. Het gebruikte werkwoord heeft vaak, zij het niet altijd, een agressieve en/of seksuele betekenis: aanranden, verkrachten: Ex. 22,15, Hos. 2,16 en Job 31,9 ; ook in Ri. 14,15 en 16,5; 2 Sam. 3,25 en Spr. 24,28 heeft het verbum bepaald geen positieve klank, in 1 Kon. 22,20-22 is geen sprake van geweld maar wel van bedrog.
2Ook dit werkwoord komt enkele keren voor in de betekenis "verkrachten": Deut. 22,25 en 2 Sam. 13,11-14; anders, maar ook in verband met seksualiteit: Spr. 7,13 .
3Naar de Naardense Bijbel.
4Deze uitdrukking komt nog vier keer in Tenakh voor: Jer. 6,7, Ez. 45,9, Am. 3,10 en (in omgekeerde volgorde) Hab. 1,3 . Het lijkt te gaan om een juridisch begripskader: niet zozeer fysiek geweld op zich, maar de roep tot God om recht in een situatie van rechtsverkrachting (vgl. Job 19,7 ).
5Vuur kan begeleidend teken bij een theofanie zijn, vgl. o.a. Exod. 19,18, Deut. 4,11, enz. In Jeremia komt het vrijwel uitsluitend voor in verband met Gods toorn en oordeel. In 5,14 en 23,29 is slaat het, evenals hier, op de ongehoorde kracht waarmee het woord van JHWH zich meldt bij degene die het moet spreken.
6Deze uitdrukking komt (naast Ps. 31, 14 ) uitsluitend vijf keer voor in Jeremia. In 6,25, 46,5 en 49,29 in een onheilsprofetie: dreiging van alle kanten, geen ontkomen aan. In 20,3 past Jeremia de uitdrukking als spotnaam toe op de priester Paschur. De grammaticale plaats is omstreden, sommigen willen dit rekenen tot de woorden van de tegenstanders, vgl. de parafrase van Bright, (Jeremiah, 133): "There goes old Magor-Misabib!" Er zijn verschillende redenen dit niet te volgen: zie de masoretische accenten, de LXX en het citaat in Ps. 31, waarin geen sprake is van directe rede. Jeremia is zélf de van rondom bedreigde is, dus het eerste slachtoffer van zijn eigen woorden.
7Naar de Naardense bijbel.
8Lett. `onze wraak´; bezitt. vnw. moet blijven vanwege `úw wraak´ in vs. 12b.