+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Jesaja
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 37 %
Jes. 11
11:1 Er zal een scheut voortkomen uit de boomstronk van Isaï 1)
en een twijg uit zijn wortel zal vrucht dragen.
2 De geest van JHWH zal daarop rusten
geest van wijsheid en inzicht
geest van strategie en van macht
geest van kennis van en ontzag voor JHWH.
3 Zijn plezier ligt in het ontzag voor JHWH:
niet naar wat zijn ogen zien zal hij richten
en niet naar wat zijn oren horen zal hij [de zaken] rechtzetten.
4 Met gerechtigheid zal hij de geringen richten,
met billijkheid zal hij [de zaken] rechtzetten voor de armen van het land.
Hij zal het land slaan met de roede van zijn mond
en met de geest van wat zijn lippen [zeggen] zal hij de schurk doden.
5 Gerechtigheid zal de doek 2) om zijn heupen zijn
en trouw de doek om zijn lendenen.
6 De wolf zal bij het lam verblijven
en de panter zal bij het bokje neerliggen.
Kalf en leeuwenjong en mestvee [zijn] tezamen,
en een kleine jongen zal ze leiden.
7 De koe en de berin zullen grazen,
samen zullen hun jongen neerliggen
en de leeuw — 3) als het rund zal hij stro eten.
8 Dan zal een baby spelen bij het hol van een slang
en naar het nest van een gifslang zal een kleuter zijn hand uitstrekken.
9 Zij zullen geen kwaad doen en geen verwoesting aanrichten
op heel mijn heilige berg;
want vol zal de aarde zijn van het kennen van JHWH
zoals de wateren de zee[bodem] bedekken.
10 En het zal geschieden op die dag
dat de wortel van Isaï
— die staat als een banier voor de volkeren —
gezocht zal worden door de natiën
en zijn rustplaats 4) zal heerlijk zijn.

1vertaling door Joep Dubbink
2NBG: gordel; het is echter geen wapengordel maar een `schaam- of lendendoek´, het kledingstuk dat het dichtst op de huid wordt gedragen. Zo `hautnah´ is hem de gerechtigheid.
3Deze lichte anakolouth heeft m.i. het Hebreeuws ook: de koning der dieren vormt een climax. `En de leeuw dan? — Nou, die zal stro eten!
4Vgl. het `rusten´ in vs. 2.