+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
Johannes
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 69 %
Joh. 6
6:1 Hierna 1) ging Jezus weg naar de overzijde van de zee van Tiberias in Galilea.
2 Hem volgde een grote schare,
omdat zij de tekenen gezien hadden
die hij deed bij de zieken.
3 Jezus ging de berg op
en ging daar zitten met zijn leerlingen.
4 Het pascha, het feest van de Joden, was nabij.
5 Jezus sloeg zijn ogen op,
zag dat een grote schare naar hem toe kwam.
Hij zegt tegen Philippus:
Waar moeten wij broden kopen opdat zij kunnen eten?
6 Dat zei hij om hem op de proef te stellen,
want zelf wist hij wat hij ging doen.
7 Philippus antwoordde hem:
Voor tweehonderd denariën brood is niet voldoende voor hen,
wil iedereen een stukje krijgen.
8 Zegt één van zijn leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, tegen hem:
9
er is hier een jochie
die twaalf gerstebroden heeft en twee visjes.
Maar ja, wat stelt dat voor bij zovelen?
10 Jezus zei:
zorg ervoor dat de mensen gaan zitten.
Er was daar veel gras op die plaats.
Toen gingen de mannen zitten, ongeveer 5000 in getal.
11 Jezus nam de broden,
dankte
en deelde uit aan de leerlingen,
zo deed hij ook met de vissen,
zoveel zij wilden
12 Toen zij verzadigd waren
zegt hij tegen zijn leerlingen:
verzamelt de overgebleven brokken,
opdat er niets van verloren gaat.
13 Dat deden zij
en zij vulden twaalf korven met brokken van de vijf gerstebroden die overgebleven waren
nadat men gegeten had.
14 Toen de mensen zagen
wat voor een teken hij gedaan had
zeiden zij:
deze is waarachtig de profeet
die komende is tot de wereld.
15 Maar toen Jezus doorkreeg
dat zij van plan waren te komen,
om hem mee te voeren
en hem koning te maken,
week hij opnieuw uit naar de berg, alleen.

1vertaling van Jaap Goorhuis